Home Basiskennis Jezus en de Bijbel De Bijbel vergeleken met de Koran

De Bijbel vergeleken met de Koran

Koran en Bijbel vergeleken

Van bij het begin van dit werk (op basis van verslagen van verschillende spreekbeurten door Yusuf Estes en Dr. Gary Miller) willen we duidelijk stellen dat moslims niet de bedoeling hebben om de Heilige Bijbel te kleineren of te ontheiligen. Het is voor hun geloof uiterst belangrijk dat moslims geloven in de oorspronkelijke Openbaringen die werden neergezonden aan Mozes, David, Salomon en Jezus. Dat is net zo belangrijk als het geloof in de Openbaring van de Koran, die Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) heeft ontvangen.

Het sleutelwoord hier is echter “oorspronkelijk”. Zoals we allemaal weten, werd de oorsprong van de Bijbel versluierd door eeuwen van kopiëren, vertalen en doorgeven van informatie die nu allang verloren is. Daardoor hebben we nu enkel nog kopieën van manuscripten, als herinnering aan wat ooit de Bijbel was.

Bovendien is het belangrijk op te merken dat moslims niet proberen het geloof van christenen en joden in het Woord van God teniet te doen. Het is juist hun plicht om anderen op te roepen tot het goede en om het kwade te verhinderen. Uiteraard staat het leiden van de “Mensen van het Boek” (zoals de Koran de christenen en joden noemt) naar ongeloof lijnrecht tegenover wat de moslims zich als doel moeten stellen wanneer ze een vergelijking presenteren tussen de Islam en datgene wat in het verleden van de Almachtige God is neergedaald.

We proberen enkel meer licht te geven aan mensen die leiding zoeken en we bidden voor ons allen dat we succesvol mogen zijn bij onze Heer, in dit leven en in het volgende. We vragen Zijn Leiding en Steun in onze pogingen daartoe. Amien.

De Bijbel

Het Oude Testament

Er bestaan tegenwoordig heel wat verschillende versies in de oude Hebreeuwse taal van het Joodse Boek. Dat is de Torah (Wet), waarnaar het Christendom gewoonlijk verwijst als het Oude Testament. Hij werd door de eeuwen heen uiteraard verschillende keren vertaald in een groot aantal talen. We kunnen dus niet verwachten dat ze allemaal identiek zijn wat tekst en betekenis betreft.

Het Nieuwe Testament

Er bestaan ook verschillende versies van het Evangelie (gewoonlijk het Nieuwe Testament genoemd) in het Koine Grieks en het Latijn. Ook deze werden verschillende keren vertaald. Zelfs tussen de Engelse vertalingen bestaan er grote verschillen.

Zo bevat de Katholieke Bijbel (van 325 NC) bijvoorbeeld in totaal 73 boeken, terwijl de Protestantse Bijbel er slechts 66 telt. Al werd deze laatste afgeleid van de Katholieke Bijbel, toch stemmen die boeken niet volledig met elkaar overeen. Er is voor geen enkele van die verschillende versies van de Bijbel een gemene noemer.

Dode Zee-rollen

Er werden door de eeuwen heen meerdere rollen en perkamenten gevonden in de regio rond het Heilige Land. De Dode Zee-rollen, of de “Wadi Qumran Rollen” zoals de geleerden ze noemen, zijn daarvan zeker niet de geringste. Ze werden omstreeks 1930 ontdekt. Het staat vast dat ze zeer oud zijn. Ze zouden wel eens ouder kunnen zijn dan enig ander bestaand manuscript.

Veel van de vertaalde teksten hieruit lijken op sommige van de oudste manuscripten, maar er zijn nog steeds belangrijke verschillen. 

De Koran

Koran betekent “recitatie”

Het woord “Koran” betekent “gereciteerd of gedicteerd vanuit het geheugen”. Het is in die zin dus geen boek en ook niet iets wat ons enkel in geschreven vorm bereikt. De geschreven neerslag van de Koran wordt in musea over de hele wereld bewaard, zoals in het Topkapi Paleis in Istanboel (Turkije), het museum van Tashkent (Uzbekistan) en ook in Engeland.

Houd ook in gedachten dat de Koran enkel als “Koran” wordt beschouwd wanneer hij wordt gereciteerd, niet in geschreven vorm of als boek. Het woord voor de geschreven tekst, die we in handen kunnen houden en met het oog kunnen lezen, is “mus-haf” (dit betekent geschrift of dat wat is geschreven).

Slechts één versie – Arabisch

In de Arabische taal bestaan er geen verschillende versies van de Koran. Dat komt enkel voor in de verschillende vertalingen in andere talen. Uiteraard is geen enkele van die vertalingen even waardevol als de oorspronkelijke Arabische recitatie en ze hebben ook niet dezelfde autoriteit. De Koran bestaat uit 30 gelijke delen, “Juz” in het Arabisch. De moslims leren ze al van kinds af aan.

Door miljoenen uit het hoofd geleerd, in zijn geheel

Het belangrijkste wat je over de Koran moet onthouden is dat hij uit het hoofd wordt geleerd en doorgegeven als oorspronkelijke “recitatie”. De moslims leren hem precies zoals Muhammad ﷺ hem van de Engel Gabriël heeft ontvangen, zoals zijn gezellen hem leerden en hebben gememoriseerd, en zoals zij hem dan op hun beurt hebben doorgegeven aan hun opvolgers, en zo steeds verder. Daardoor zijn er vandaag de dag meer dan 10.000.000 (tien miljoen) moslims die de hele Koran uit het hoofd kennen.

Dit is geen kleinigheid. Zeg nu zelf, hoeveel andere werken van enige literaire waarde werden uit het hoofd geleerd en op die manier aan zoveel generaties doorgegeven in hun oorspronkelijke taal, zonder de minste wijziging, zelfs niet in één zin?

Elke moslim heeft wel wat Koran uit het hoofd geleerd

Omdat hij een belangrijk onderdeel van hun dagelijkse gebeden uitmaakt, hebben alle moslims een deel van de Koran in het Arabisch uit het hoofd geleerd. Veel moslims hebben grote delen, van een tiende tot de helft of zelfs alles, van de Koran uit het hoofd geleerd, helemaal in de oorspronkelijke Arabische taal. Besef echter dat er meer dan anderhalf miljard (1.500.000.000) moslims zijn in de wereld. Daarvan zijn slechts 10% Arabieren. Alle anderen leren de Koran dus terwijl het Arabisch voor hen een vreemde taal is.

In de Koran spreekt God in de eerste persoon tot de mensheid

De Koran bevat duidelijke uitspraken van de Almachtige God (Allah). Hij is het die tot ons allen spreekt in de eerste persoon. Hij vertelt ons over onze eigen schepping en de schepping van het universum, over wat er gebeurde met de volkeren die ons zijn voorgegaan en over wat er met ons zal gebeuren als we Zijn waarschuwingen, die Hij ons klaar en duidelijk meedeelt in Zijn Openbaring, in de wind slaan.

Ook spreekt Hij tot Muhammad ﷺ om zo duidelijk te maken dat Muhammad ﷺ dit niet zelf verzint. En hij berispt Muhammad ﷺ wanneer die in sommige aangelegenheden menselijke conclusies trekt in plaats van te wachten op de Openbaring (vb: Soerah At-Tahrim en Soerah Abasa).

De Koran spreekt over zichzelf

De Koran verwijst naar zichzelf als “de Koran” (de recitatie) en vermeldt dat hij is bedoeld voor de gehele mensheid en de Jinn. De Jinn zijn een andere schepping van Allah, die al voor de mens bestond en die net als de mens vrij kan kiezen om al dan niet te gehoorzamen aan Gods Geboden.

De Koran geeft een exacte beschrijving van Gods aard

De Koran is duidelijk over wie God wel is en over wie Hij niet is. Hij laat geen ruimte voor twijfel voor wie de Koran in de Arabische taal heeft gelezen: God is de Ene, de Unieke. Hij is de enige Schepper, Instandhouder en Bezitter van het Universum. Hij heeft geen deelgenoten, geen verwanten, geen vrouwen, kinderen of nakomelingen. Hij gelijkt in niets op Zijn schepping en Hij heeft ze ook niet nodig om te kunnen bestaan, terwijl die schepping juist totaal van Hem afhankelijk is.

Zijn eigenschappen worden duidelijk vernoemd als de ultieme belichaming van elk van hen, stuk voor stuk. Hij is bijvoorbeeld de Alwetende, de Alhorende, de Alziende, de Alles-Vergevende, de Liefhebbende, de Barmhartige, de Enige Ene God. Er is wat dit betreft nergens in de Koran ooit een tegenstrijdigheid gevonden.

De Koran daagt zijn lezers uit

Wanneer je aan de Koran twijfelt, daagt hij je uit om een gelijkaardig boek voort te brengen, om slechts tien gelijkaardige hoofdstukken op te stellen en uiteindelijk slechts één enkel hoofdstuk zoals die van de Koran te schrijven. Dat was 1.400 jaar geleden, en nog steeds is niemand erin geslaagd zijn schoonheid, zijn recitatie, zijn wonderen en het gemak van de memorisatie ervan te kopiëren. Een andere uitdaging voor de ongelovigen:

“Als dit (de Koran) van iemand anders dan Allah was, dan zouden jullie er vele tegenstrijdigheden in vinden.” Elders in de Koran daagt Allah de ongelovigen uit om zich heen te kijken en naar bewijzen te zoeken. Allah zegt dat Hij hen Zijn tekenen zal tonen, in zichzelf en aan de verste horizonten.

Wetenschappelijke wonderen in de Koran

Heel wat wetenschappelijke wonderen in de Koran konden in die tijd nog niet worden begrepen. Vandaag beschouwen we echter veel zaken uit de Koran als vanzelfsprekend.

Denk maar aan de vorming van het embryo in de baarmoeder van de moeder (Soerah 98), de scheiding tussen de diepzeeën, watersoorten die zich niet vermengen, de wolken en hoe ze regen maken, het ontstaan van de bliksem door ijskristallen, de ondergrondse vorm van de bergen op aarde, de banen van planeten, sterren en manen en zelfs het benoemen van ruimtereizen (Soerah 55:33).

Vergelijking van de Bijbel met de Koran

(Dr. Gary Miller – met commentaar van Yusuf Estes)

De Bijbel is een verzameling van Geschriften – De Koran is een recitatie van God aan Muhammad ﷺ

Terwijl de Bijbel een verzameling van geschriften is, van de hand van verschillende auteurs, werd de Koran gedicteerd (of gereciteerd). Degene die in de Koran in de eerste persoon spreekt is de Almachtige God (Allah). Hij richt zich rechtstreeks tot de mens.

In de Bijbel zijn er veel mensen die over God schrijven en je vindt hier en daar een woord van God die tot de mens spreekt. Verder beschrijven sommige mensen enkel geschiedkundige feiten of we zien een uitwisseling van informatie tussen twee mensen (Johannes 3).

De Bijbel in de Engelse King James-versie bestaat uit 66 kleine boeken. Ongeveer 18 ervan beginnen met de woorden: “Dit is de openbaring die God heeft gegeven aan die en die…” De andere zeggen helemaal niets over hun oorsprong. Zo is er bijvoorbeeld het begin van het boek Jona, dat opent met: “Het woord van Jahweh werd gericht tot Jona, de zoon van Amittai…” en zo gaat het door gedurende twee of drie pagina’s.

Vergelijk dit met het begin van het Boek Lucas:

1- “Reeds velen hebben getracht de gebeurtenissen te verhalen die onder ons hebben plaatsgevonden

2- aan de hand van gegevens, die ons werden overgeleverd door mensen die van het begin af aan ooggetuigen waren en in dienst van het woord zijn getreden.

3- Vandaar, edele Theofilus, dat ook ik besloot – na van meet af aan alles nauwkeurig te hebben onderzocht – voor u een ordelijk verslag te schrijven,

4- met de bedoeling u te doen zien hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen zijt.”

We zien hoe de auteur van het Boek Lucas hoofdzakelijk zegt:

“Veel mensen hebben over die zaken geschreven. Het lijkt me passend dat ook te doen.”

Het lijkt alsof “Lucas” denkt dat hij, zelfs al was hij geen ooggetuige, “perfect begrip heeft van alle zaken van bij het begin”, meer dan anderen die wel ooggetuigen waren en erover hebben geschreven.

Daarom is dit niets meer dan een brief van de ene persoon aan een andere, correspondentie tussen twee mensen die Jezus (vrede zij met hem) niet hebben gekend en ook geen ooggetuigen waren van wat er is gebeurd. (Y. Estes)

Als je dit vergelijkt met een van de vier levensverhalen van Jezus, dan zie je dat Lucas begint met de woorden: “Veel mensen hebben over die man geschreven; het lijkt me passend om dat ook te doen.”

Dat is alles. Geen bewering zoals “deze woorden zijn mij door God gegeven. Hier zijn ze voor jou. Dit is een openbaring.” Nergens vind je iets in die zin.

Het woord “Bijbel” staat NIET in de Bijbel

De Bijbel bevat geen verwijzingen naar zichzelf. Het woord “Bijbel” staat dus niet zelf in de Bijbel. Nergens spreekt de Bijbel over zichzelf. Over sommige teksten van de Bijbel beweert men dat ze wel naar de Bijbel verwijzen. Laten we die eens aandachtig bekijken. 2 Timotheüs 3:16 is het favoriete citaat voor wie beweert dat de Bijbel over zichzelf spreekt. Er staat:

“Elk door God geïnspireerd geschrift…”

Op basis daarvan zijn er die beweren dat de Bijbel hier over zichzelf spreekt, dat hij zegt geïnspireerd te zijn door God – in zijn geheel. Als je echter de hele zin leest, begrijp je dat dit een brief van Paulus aan Timotheüs is. In de vorige zin zegt hij aan Timotheüs:

“… hoe gij van kindsbeen af vertrouwd zijt met de heilige geschriften” enz…Toen Timotheüs een jongeman was, bestond het Nieuwe Testament nog niet. Het enige wat er toen was, en waarover hier wordt gesproken, zijn de geschriften van voor die tijd, die slechts een deel van de Bijbel uitmaken. Die uitspraak kan dus niet op de gehele Bijbel slaan.

De Bijbel vervloekt de Kerkvaders die het Boek Openbaringen verwijderden

Aan het einde van de Bijbel (Apokalyps 22:18-19) staat het volgende:

Ik verklaar aan ieder die de profetieën van dit boek hoort voorlezen: “Als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven staan.

En als iemand iets afneemt van de woorden van deze profetie, zal God hem zijn deel afnemen van de boom des levens en van de heilige stad, die in dit boek beschreven zijn.” (Y. Estes)

“Moge iedereen die iets uit dit boek verwijdert of er iets aan toevoegt vervloekt zijn…” Ook hiernaar wordt soms verwezen om te stellen dat de Bijbel zichzelf beschouwt als één geheel. Kijk echter nog eens en je zal zien dat het dreigement slaat op wie iets verandert aan het laatste boek (nr 66 – of in de Katholieke Bijbel nr 73), het Boek Openbaringen (de Apokalyps). Dit kan ook niet anders, want om het even welke referentie zal je vertellen dat dit Boek werd geschreven nog voor sommige andere delen van de Bijbel tot stand kwamen. Toevallig staat het vandaag aan het einde, maar er zijn delen van de Bijbel die later kwamen en dus kan deze tekst niet naar het hele boek verwijzen.

(Er staan trouwens volgens verschillende manuscripten, die heel wat ouder zijn dan de King James Versie van de Bijbel, andere woorden aan het einde van het Boek Openbaringen. Dus, hoe zouden we dat dan weer oplossen? – Y.E.)

Nota: Volgens verschillende Concilies van de Kerk werd het Boek Openbaringen doorheen de geschiedenis van de Kerk meerdere keren uit de Bijbel verwijderd, vervangen en weer verwijderd, en opnieuw vervangen. Hebben de Kerkvaders die vervloeking aan het einde van het boek niet gelezen?

Wiens Woord is het?

Een extreem standpunt, waaraan slechts enkele christelijke groepen vasthouden, is dat de Bijbel in zijn geheel, van kaft tot kaft, woord voor woord, het geopenbaarde woord van God is. Ze doen echter iets heel slim wanneer ze dit beweren: ze gaan ervan uit dat de Bijbel in zijn geheel het woord van God is, zonder fouten, in de oorspronkelijke geschriften.

Wanneer je dus naar de Bijbel grijpt en deze mensen op sommige van die fouten wijst, zullen ze zeggen: “Die fouten waren er niet in het originele manuscript. Ze zijn er mettertijd in geslopen en daarom lezen we ze vandaag de dag nog.”

Maar dan krijg je een probleem met die stelling. Er staat namelijk een vers in de Bijbel (Jesaja 40:8) dat zo bekend is dat het in sommige Bijbels op de binnenkaft staat: “Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt in eeuwigheid stand.” Deze bewering in de Bijbel stelt dat het woord van God eeuwig is, dat het niet zal worden gewijzigd noch verloren zal gaan.

Als je dus vandaag een fout in de Bijbel vindt, heb je twee mogelijkheden. Ofwel deed God een valse belofte en vergiste Hij zich toen Hij zei dat Zijn belofte niet zou vervagen, ofwel was het deel van de tekst waarin de fout staat gewoon van meet af aan niet het woord van God (want anders had het volgens die belofte nooit veranderd kunnen worden).

Staan er fouten in?

Ik heb al meerdere keren gesuggereerd dat er in de Bijbel fouten staan en dan keert die beschuldiging zich snel tegen je: toon me er een! Wel, er zijn er honderden. Als je in detail wil gaan, kan ik je er enkele noemen. Er is bijvoorbeeld in 2 Samuel 10:18 een beschrijving van een oorlog, gevoerd door David. Er staat dat hij 7.000 man doodde en dat hij bovendien 40.000 ruiters op hun paard doodde.

In 1 Kronieken 19 wordt over diezelfde episode gezegd dat hij 70.000 man doodde, en de andere 40.000 waren niet te paard maar te voet. Het onderscheid tussen iemand te voet of te paard is toch geen kleinigheid.

Hoe is Judas gestorven?

Matteüs 27:5 zegt dat Judas Iskariot zich heeft opgehangen. Handelingen 1 zegt dan weer dat hij met het hoofd omlaag van een berg sprong. Als student logica ontmoet je in je cursus zaken die “onbeslisbare stellingen” of “zinnen zonder betekenis” worden genoemd: stellingen waarover niet kan worden beslist omdat er geen contextuele fout is. Een van de klassieke aangehaalde voorbeelden is “de paradox van Effeminates”.

Deze man was afkomstig van Kreta en hij beweerde: “Kretenzers liegen altijd.” Was die stelling nu juist of fout? Als hij als Kretenzer zegt dat Kretenzers altijd liegen, liegt hij dan? Als hij niet liegt, klopt zijn stelling niet, want dan liegen Kretenzers niet altijd! Zoals je ziet, het is niet mogelijk dat de stelling waar is, maar het is ook niet mogelijk dat ze fout is. De stelling keert zich tegen zichzelf. Het is alsof ik je zeg: “Wat ik je nu vertel is een leugen.”

Zou je me dan geloven of niet? De stelling kan nooit kloppen. Het is niet mogelijk dat ze waar is, maar het is ook niet mogelijk dat ze onwaar is. Als ze waar is, is ze altijd fout en als ze fout is, is ze meteen waar. Welnu, in Titus 1:12 (in de Bijbel) is Paulus de auteur en heeft hij het over de Kretenzers. Hij zegt dat een van hen – een profeet – zou hebben gezegd: “Kretenzers liegen altijd.” En hij zegt dat wat deze man zegt waar is.

Dit is een kleine fout, maar het gaat erom dat het een menselijke fout is. Als je de inhoud van de stelling grondig onderzoekt, kom je niet tot dezelfde conclusie. De stelling kàn gewoon niet waar zijn.

Wie is de auteur?

Terug naar de Koran, nu. Zoals ik al vermeldde is de spreker – in de eerste persoon – in de Koran God. Het Boek zegt ook voortdurend dat het het woord van God is. Zeventig keer noemt de Koran zichzelf “de Koran”. Het Boek spreekt over zijn eigen inhoud en verwijst naar zichzelf.

De Koran stelt in de eerste Soerah na de Fatiha: “Dit is een Boek waaraan geen twijfel is, een leidraad voor hen die zich van Allah bewust zijn…” Zo klinkt het begin van de Koran en zo blijft hij dit punt steeds weer beklemtonen.

Er staat bovendien een verbazende uitspraak in de Koran als je aan de vierde Soerah komt, in vers 82. Dit vers richt zich tot hen die beweren dat de Koran iets anders is dan het woord van God. Het daagt hen uit met de volgende woorden: “Denken zij dan niet na over de Koran? En wanneer (die) niet van bij Allah was, dan zouden zij daarin veel tegenstrijdigheden vinden.”

Sommigen onder jullie zijn studenten. Zouden jullie, eens je onderzoek afgerond, een werkstuk durven indienen en dan onderaan schrijven: “U zult hierin geen fouten vinden”? Zou je je professor zo durven uitdagen? De Koran doet dat dus wel. Hij zegt: “Als je echt denkt te weten waar dit vandaan komt, begin dan maar al naar fouten te zoeken! Je zal er geen vinden.”

Een ander interessant aspect van de Koran is dat hij zelf zijn critici citeert. Er is gedurende honderden jaren geen enkele suggestie geuit over de mogelijke oorsprong van de Koran zonder dat de Koran die stelling zelf al had aangehaald èn beantwoord. Vaak zal de betreffende Ayah iets zeggen in de zin van: “Zeggen zij dit en dat, zeg hen dan zus en zo.” In ieder geval is er een antwoord. Meer nog, de Koran stelt dat hij het bewijs voor zijn eigen oorsprong bevat en dat je overtuigd zal zijn wanneer je het Boek zelf bekijkt.

Verschil in autoriteit

Het verschil tussen het Christendom en de Islam komt dus neer op een verschil in bron of op de autoriteit waarop ze een beroep doen. De christen beroept zich op de Bijbel, de moslim op de Koran. Je kan niet gewoonweg zeggen: “Het is waar omdat mijn Boek zegt dat het waar is”, want dan zegt de ander dat iets anders waar is omdat zijn Boek iets anders zegt. Misschien kan jij het daarbij laten, maar dat doet de Koran niet. De christenen kunnen naar enkele woorden verwijzen, die zeggen dat er is overgeleverd dat Jezus iets heeft gezegd en dan stellen: “Dit is het bewijs voor wat ik beweer.”

Maar de moslim opent niet gewoon zijn Boek en zegt: “Nee hoor, de Koran zegt het zo.” De Koran ontkent niet botweg iets wat in de Bijbel staat om er iets anders tegenover te stellen. De Koran neemt de vorm van een weerlegging aan. Hij is Leiding, zoals hij in zijn openingsvers zegt (Hudan lil muttakien Leiding voor de gelovigen).

Dus voor elke veronderstelling van de christen reageert de Koran niet met een simpel “dat is niet waar”. Hij zegt: “Zeggen zij dit, stel hen dan volgende vraag.” Er is bijvoorbeeld de Ayah die Jezus met Adam vergelijkt. Er zijn er die zeggen dat Jezus God (Zoon van God) moet zijn geweest omdat hij geen vader had. Hij had een vrouw als moeder, maar hij had geen menselijke vader. God heeft hem het leven geschonken, dus moet hij Gods zoon zijn geweest.

De Koran herinnert de christen er in een korte zin aan wie Adam was. Wie was zijn vader? En, o ja, wie was zijn moeder? Hij had geen vader maar ook geen moeder. Wat is hij dan? De gelijkenis tussen Adam en Jezus bestaat er dus in dat ze allebei eerst niets waren, dan wel iets werden, en dat zij God aanbaden.

De Koran nodigt uit, hij eist niet

Op die manier eist de Koran geen geloof, maar nodigt hij ertoe uit – en dat is een fundamenteel verschil. Je krijgt niet zomaar voorgeschoteld wat je moet geloven. Doorheen de Koran klinkt het steeds weer: “O mens, heb je al nagedacht over dit en dat? Heb je zus en zo al overwogen?” Het is telkens een uitnodiging om op zoek te gaan naar bewijs, en dan te beslissen wat je wil geloven.

Speciaal pleidooi van de Bijbel

De vermelding van de Bijbel gebeurt vaak onder de vorm van wat men in argumentatie “speciaal pleidooi” noemt. Deze term staat voor een situatie waarin de gevolgen niet consistent zijn: je komt op basis van iets tot een bepaald besluit, maar je past dat besluit dan later niet toe in een andere situatie.

Ik geef je een voorbeeld. Ik heb in publicaties vaak de argumentatie gelezen dat Jezus God was omdat hij wonderen verrichtte. Er is geen enkel van de wonderen van Jezus dat je niet ook in het Oude Testament terugvindt: eenzelfde wonder, maar dan verricht door andere profeten.

Zo was er bijvoorbeeld Elias die een melaatse genas, een dode jongen terug tot leven wekte en brood vermenigvuldigde om een menigte te voeden. Dat zijn drie van de mirakels die graag over Jezus worden verteld. Als die wonderen bewijzen dat Jezus God was, waarom bewijzen ze dan niet ook dat Elias God was? Dat is dus “speciaal pleidooi”, als je snapt wat ik bedoel:

De gevolgtrekkingen van een redenering worden niet consequent toegepast. Wat op één moment in een bepaalde situatie leidt tot een conclusie (wie een bepaald iets doet, is God) moet in een andere gelijkaardige situatie tot dezelfde conclusie leiden. Er zijn er die zeggen dat Jezus Zoon van God is omdat hij ten hemel werd opgenomen. De Bijbel zegt echter ook over Elias dat hij niet is gestorven, maar door God in de hemel werd opgenomen. Waar of niet – wie weet. Blijft echter de vraag: als de hemelvaart een bewijs is dat Jezus God is, waarom bewijst ze dan niet dat Elias ook God was? Er is hem net hetzelfde overkomen.

Duidelijke en moeilijke delen van de Bijbel

Ooit correspondeerde ik met iemand die een boek over het Christendom had geschreven. Ik haalde sommige van de opmerkingen aan die ik zonet heb gegeven. Zijn antwoord was dat ik het mezelf moeilijk maak, dat er delen van de Bijbel zijn die kristalhelder zijn en andere die moeilijk zijn.

Mijn probleem was volgens hem dat ik naar de moeilijke delen keek in plaats van naar de duidelijke. Het probleem is dat zoiets een oefening in zelfbedrog is. Waarom zijn sommige delen duidelijk en andere moeilijk?

Een voorbeeld. In Johannes 14 zegt een man tegen Jezus: “Toon ons de Vader” en Jezus antwoordt: “Wie mij ziet, ziet de Vader.” Als hij niet verder leest dan dit, zal de christen zeggen: “Zie je wel! Jezus zegt dat hij God is, want hij zegt dat je God hebt gezien als je hèm hebt gezien.”

Als dat is wat je verstaat onder “duidelijk”, dan kom je in moeilijkheden wanneer je slechts een paar pagina’s terug bladert naar Johannes 5, waar een andere man naar Jezus toe komt en hem vraagt: “Toon ons God.” Aan hem antwoordt Jezus: “Zijn stem hebt gij nimmer gehoord, noch Zijn gestalte gezien.” (Johannes 5, 37).

Wat bedoelt hij hier dan, als hij volgens die andere tekst beweerde dat hij God was? Door over de eerste tekst zelf te bepalen wat hij betekent, heb je de zaken juist moeilijk gemaakt. Wanneer je in hoofdstuk 14 verder leest, zal je merken dat Jezus nog meer heeft gezegd, namelijk: “Je komt het dichtst in de buurt van God zien als je de werken ziet die ik verricht.”

De Bijbel zegt niet dat Jezus beweerde de Zoon van God te zijn

Het is een feit dat Jezus de woorden “Zoon van God” in geen van de eerste drie Evangeliën in de mond neemt. Hij noemde zichzelf de Mensenzoon. Ik heb een eigenaardige manier van redeneren gezien, waarbij men op basis van de Bijbel, enkel vanwege de reactie van de joden, stelde dat Jezus heeft beweerd God te zijn. Zo zou Jezus uitspraken hebben gedaan waardoor de joden hem van godslastering beschuldigden en van de bewering dat hij God is. Dat is waarom ze hem wilden stenigen.

Het argument stelt dus dat hij wel zal gezegd hebben dat hij God is, aangezien dat de reden is waarom de joden hem wilden doden. Het is interessant dat het enige bewijs voor iemands geloof dan is dat hij zegt: “Ik geloof dat Jezus de zoon van God was omdat de joden, die hem hebben gedood, zeggen dat hij dat heeft beweerd!” Zijn vijanden beschuldigen hem ervan dat te hebben gezegd, dus zal hij het ook wel hebben gezegd. Daar komt het op neer.

Met andere woorden, aan de ene kant hebben we de woorden van Jezus die zegt dat hij de Wet van Mozes komt bevestigen, en anderzijds geeft de Bijbel de reden waarom de joden hem hebben vermoord. Hij zou de Wet van Mozes hebben overtreden. Het is duidelijk dat de joden hem verkeerd hebben begrepen toen hij zei dat hij de Wet van Mozes kwam bevestigen. Ofwel hebben ze over hem gelogen.

Auteurs van de Bijbel – Buiten de context

Wanneer ik over de Bijbel spreek en hier en daar enkele verzen aanhaal, word ik er vaak van beschuldigd de dingen uit hun context te rukken. Men verdenkt me ervan de tekst los te weken van het onderwerp waarover hij spreekt en er een eigen betekenis aan te geven. Ik wil niet op de beschuldiging zelf reageren, maar blijkbaar beseffen veel mensen niet dat de auteurs van delen van de Bijbel zich misschien wel zelf daaraan hebben bezondigd.

Sommigen van hen geloofden wellicht in iets en citeerden uit hun geschriften met de bedoeling dat standpunt te bewijzen: het Oude Testament, Hebreeuwse geschriften, die los van hun context worden aangehaald om een visie te ondersteunen. In Matteüs 2 staat dat een koning de pasgeboren Jezus wilde doden. Daarom emigreerden hij en zijn familie naar Egypte en bleven ze daar tot de koning stierf. Pas daarna kwamen ze terug.

Wanneer de auteur van het Matteüsevangelie (wie dat ook mag zijn, want de naam Matteüs komt nergens voor in het boek met die naam) deze terugkeer uit Egypte beschrijft, zegt hij: “opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet…” (Matteüs 2,15) en hij citeert Hosea 11: “Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte.”

Hij stelt dus dat Jezus de zoon van God moet zijn op basis van het feit dat Jezus in Egypte was en terugkeerde uit Egypte, en op basis van die tekst “Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte.” Laten we eens nagaan welke tekst uit Hosea 11 hij aanhaalt. Het gaat om de tweede helft van een volledige zin in vers 1. Die zin gaat als volgt: “Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief en uit Egypte heb Ik hem geroepen, mijn zoon.” Het is met andere woorden Israël, het volk, dat als zoon van God wordt beschouwd.

Mozes moest naar de Farao gaan en hem zeggen: “Als je deze natie of dit volk raakt, dan raak je Mijn zoon.” Het was een waarschuwing aan de Farao om dat beter niet te doen, aangezien God dat volk als “Zoon van God” beschouwt. Dat is dus het enige wat in Hosea 11:1 wordt bedoeld. “Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte” kan enkel en alleen verwijzen naar het volk Israël. Ik bracht dit enkele maanden geleden ter sprake in een spreekbeurt, toen een jonge dame argumenteerde dat Israël een symbolische naam voor Jezus kon zijn.

Je zal hard moeten zoeken om daarover iets in de Bijbel te vinden, aangezien het er gewoon niet in staat. Neem gerust een index van de Bijbel, zoek het woord “Israël” op en ga elke referentie na. Je zal nergens de gelegenheid vinden om het woord “Israël” met Jezus in verband te brengen. Maar dan nog. Stel dat het wèl waar was. Lees dan verder. Het tweede vers zegt: “(…) zij brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor de godenbeelden.”

Dat is namelijk waaraan de Israëlieten zich schuldig maakten. Ze vervielen herhaaldelijk in afgoderij. Dus, als “Israël” echt zou staan voor Jezus, en als het zou betekenen dat Jezus de Zoon van God was die uit Egypte kwam, dan betekent het ook dat Jezus zo nu en dan in aanbidding voor die afgod Baäl neerknielde. Je moet consequent zijn en doortrekken wat de tekst zegt. Wat ik hiermee wilde aantonen is dat de auteur van Matteüs, en van zijn hoofdstuk 2, heeft geprobeerd om een stelling te bewijzen door een tekst buiten zijn context aan te halen. Daarmee heeft hij zijn eigen bewijs ontkracht, want als je de redenering doortrekt, blijkt ze niet waar te kunnen zijn.

De Koran bevat interne bewijzen

Nu kan ik terugkeren naar de bewering van de Koran zelf dat hij bewijzen voor zijn eigen oorsprong bevat. Dit kan je op veel manieren bekijken. Ik geef een voorbeeld. Als ik iemand uit het publiek haal en zeg: “Ik ken jouw vader”, dan zal hij dat betwijfelen aangezien hij me nooit samen met zijn vader heeft gezien. Hij zou kunnen vragen: “Hoe ziet hij eruit? Is hij klein of groot, draagt hij een bril?” enzovoort… Als ik hem de juiste antwoorden geef, zal hij weldra overtuigd zijn dat ik zijn vader inderdaad ontmoet heb. Passen we nu diezelfde manier van denken toe op de Koran. Er ligt een boek voor je dat beweert te komen van Degene die er al was toen het universum ontstond. Dan moet je dus vragen: “Vertel me dan eens iets om dat te bewijzen. Vertel me iets dat aantoont dat je er van bij het begin bij was.”

Je vindt in twee verschillende Aya’s (verzen) de stelling dat de hele schepping begon vanuit één punt, en dat de schepping zich vanuit dit punt steeds verder uitbreidt. In 1978 ging de Nobelprijs naar twee mensen die hadden bewezen dat de Big Bang aan de oorsprong van het universum ligt.

Het waren de enorme radio-ontvangers van de telefoonmaatschappijen die dit hebben vastgesteld. De toestellen waren zo gevoelig dat ze signalen tussen satellieten konden oppikken. Daarbij dook telkens een achtergrondgeluid op waarvoor niemand een uitleg had. Tot er nog maar één verklaring overbleef: het is de overgebleven energie van de oorspronkelijke explosie. Dit klopt exact met de voorspellingen van wiskundigen die onderzochten hoe het zou zijn als het universum was begonnen vanuit één punt en dan was geëxplodeerd.

Dit werd dus bevestigd, maar pas in 1978. Eeuwen daarvoor al is er de Koran die zegt dat de hemelen en de aarde aanvankelijk één waren en uiteen gereten werden. Een ander vers zegt: “van de hemelen breiden wij het uit.”

De Koran is perfect nauwkeurig

Ik wil je vertellen over een persoonlijk onderzoek. Het werd me duidelijk dat er heel wat zaken in de Koran te vinden zijn die bewijzen aanbrengen voor de oorsprong van de Koran. Intern bewijs. Als hij werd gedicteerd door een volmaakt individu, als hij van God komt, dan mag er geen verspilde ruimte zijn, dan moet hij heel betekenisvol zijn.

Er mag niets in staan dat we niet nodig hebben, niets dat we eruit kunnen weglaten, en er mag niets in ontbreken. Alles wat erin staat, moet er staan met een bepaalde reden. Zo ging ik nadenken over het vers dat ik eerder al heb vermeld, waarin Jezus wordt vergeleken met Adam. Daarbij wordt het Arabische woord “Mithel” gebruikt om te zeggen dat Jezus en Adam gelijk zijn.

Als je in de index van de Koran het woord “Isa” (Jezus) zoekt, ontdek dat het 25 keer in de Koran staat. Zoek “Adam” op: 25 keer in de Koran. Ze zijn gelijk, doorheen verspreide verwijzingen, maar wel 25 voor elk. Ga zo verder en je ontdekt dat er in de Koran 8 plaatsen zijn waar een Ayah het woord “Mithel” gebruikt om een vergelijking te maken. In elk van die gevallen kan je de twee woorden die met elkaar gelijkgesteld worden opzoeken in de index en steeds zal je vaststellen dat beide woorden exact evenveel keer in de Koran voorkomen.

Als je zelf op die manier een boek zou willen schrijven, zou het nogal wat coördinatie vereisen om overal waar je zegt “dit is gelijk aan dat” er meteen ook je index en sorteersysteem voor te zorgen dat je beide doorheen je boek exact even vaak vernoemt. En net dat vind je in de Koran.

De Koran biedt logica

Wat ik vertel steunt op logica: het gebruik van een woord en het vernoemen ervan. Als je een woord gebruikt, gebruik je zijn betekenis. Als je een woord vermeldt, spreek je over het symbool, maar zonder zijn betekenis.

Als ik bijvoorbeeld zeg: “Toronto is een grote stad”, dan heb ik het woord “Toronto” gebruikt met de bedoeling de plaats te vermelden waarvan ik vind dat het een grote stad is. Maar als ik zeg: “Toronto telt 7 letters”, dan spreek ik niet over de stad Toronto, maar over het woord. Zo is de Koran verheven boven redenering, maar staat hij niet boven de rede.

Dat betekent dat we niets in de Koran zullen vinden dat onredelijk of onlogisch is, maar we kunnen wel iets vinden dat we nooit in ons eentje hadden ontdekt.

Een uniek woord verwijst naar zichzelf in de Koran

De auteur van de zin zegt dat je veel “Ikhtalafan” (tegenstrijdigheid) zou ontdekken als dit boek van iemand anders dan God kwam. Het woord “Ikhtilaaf” (tegenstrijdigheden) komt meerdere keren voor in de Koran, maar het woord “Ikhtalafan” vind je slechts één keer. Het woord “ikhtalafan” komt dus niet vaak voor in de Koran, slechts één keer, namelijk in de zin over de “ikhtalafan”. Je ziet dus weer hoe perfect alles ineen zit.

De mensheid wordt uitgedaagd om fouten in de Koran te vinden. Er staan geen fouten in, maar een sluwe lezer kan die zin ook verstaan als een uitdaging om het woord “ikhtalafan” (fout) zelf te zoeken. Als hij dan snel in de index gaat kijken … vindt hij slechts één verwijzing, namelijk in de uitdaging zelf. Sorry, slimmerd.

De Bijbel en de Koran – Oorspronkelijk allebei van Allah

Besluit: Zowel de Bijbel als de Koran zijn tot ons gekomen vanwege de Almachtige God, gebracht door Zijn engel Gabriël en door hem aan de profeten (vrede en zegeningen zijn met hen) doorgegeven. Bij de volgende stap echter (het getrouw verder geven van de openbaringen door mensen aan andere mensen en aan de toekomstige generaties) ontdekken we dat Allah enkel Zijn laatste en ultieme Openbaring voor alle tijden heeft beschermd. En daar had Hij heus niet de hulp van mensen voor nodig.

Respect voor Heilige Boeken

Moslims horen de Bijbel te eerbiedigen, omdat hij nog steeds de oorspronkelijke leer van Allah bevat. Het is echter niet nodig om bijbellessen te volgen of een Bijbel te lezen om te leren wat ons doel in het leven is. De Koran maakt duidelijk dat Allah wel degelijk onze “manier van leven” voor ons heeft geperfectioneerd, dat Hij ons Zijn gunst heeft verleend en voor ons het pad van onderwerping aan Hem, in de Islam, heeft gekozen.

We willen de niet-moslims graag voorstellen om zich een Koran aan te schaffen en dan zelf na te gaan waar de Koran echt voor staat en wat hij voor hen in hun leven kan betekenen.

Slotcommentaar van Yusuf Estes

Ik wil er graag op wijzen dat ik tot een verbazend besluit ben gekomen, nadat ik jaren de Bijbel heb bestudeerd en daarna Arabisch heb geleerd om de Koran te kunnen lezen zoals Hij oorspronkelijk door de engel Gabriël werd voorgedragen aan Muhammad ﷺ.

Het lijkt me dat de Bijbel en de Koran beiden heel zeker van precies dezelfde bron komen en dat zij elkaar mooi aanvullen. De Bijbel blijkt de Koran helemaal niet tegen te spreken, behalve daar waar de Bijbel zichzelf tegenspreekt.

Load More Related Articles
Comments are closed.

Check Also

Time management – 7 tips van de Islam

Het leven is niets meer dan een korte tussenhalte op onze reis naar het Hiernamaals. Wacht…