Wat hebben anderen over hem, vrede en zegeningen zijn met hem, gezegd?
De volledige biografie van Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) werd geverifieerd en authentiek verklaard en circuleerde onder geleerden over de hele wereld. Dat was al zo tijdens zijn leven en gaat vandaag nog steeds door. Een van de eerste voorbeelden die we aanhalen komt uit de Encyclopedia Britannica, die bevestigt:
(aangaande Muhammad ﷺ )
“… een massa aan details in de vroegste bronnen wijst erop dat hij een eerlijke en eerbare man was die het respect en de trouw heeft gewonnen van anderen, die op hun beurt eerlijke en eerbare mensen waren.” (Vol. 12)
Een ander indrukwekkend eerbetoon aan Muhammad ﷺ staat in het uitstekend geschreven werk van Michael H. Hart, “The 100: A Ranking of the Most Influential Persons in History” (De 100: Een lijst van de meest invloedrijke personen in de geschiedenis). Hij stelt dat de meest invloedrijke persoon doorheen de hele geschiedenis Muhammad ﷺ was, met Jezus (vrede zij met hem) op de tweede plaats. Bestudeer goed wat hij schrijft:
“Mijn keuze voor Muhammad als eerste op de lijst van ‘s werelds meest invloedrijke personen zal wellicht sommige lezers verbazen en zal door anderen misschien in twijfel worden getrokken. Hij was echter de enige man in de geschiedenis die uiterst succesvol was op zowel het religieuze als het seculiere niveau.”
(Michael H. Hart, “The 100: A Ranking Of The Most Influential Persons In History”, New York: Hart Publishing Company, Inc., 1978, pag. 33)
Volgens de Koran was Profeet Muhammad ﷺ het perfecte voorbeeld voor de hele mensheid. Zelfs niet-islamitische historici erkennen dat hij een van de meest succesvolle personen in de geschiedenis is geweest. Lees wat de eerwaarde R. Bosworth-Smith schreef in 1946 in zijn “Mohammed & Mohammedanism”:
“Als leider van zowel een staat als een Kerk was hij tegelijk Keizer en Paus. Maar hij was een paus zonder de pretenties van een paus, en een keizer zonder de legioenen van een keizer, zonder vast leger, zonder lijfwacht, zonder paleis, zonder vast inkomen. Als ooit iemand het recht had te zeggen dat hij heerste door Goddelijk Recht, dan was het Muhammad, want hij had alle macht zonder de instrumenten en steun. Hij gaf niet om uiterlijk machtsvertoon. De eenvoud van zijn privéleven was in overeenstemming met zijn publieke leven.”
* Terwijl we terugblikken op uitspraken van beroemde niet-moslims over Profeet Muhammad ﷺ , is het goed na te denken over het volgende:
“Filosoof, spreker, apostel, wetgever, krijger, veroveraar van ideeën, hersteller van rationele dogma’s en een cultus zonder afbeeldingen, stichter van twintig aardse rijken en een spiritueel rijk – dat is Muhammad. Als we alle normen bekijken waarmee we de grootsheid van een mens kunnen meten, dan kunnen we de vraag stellen: is er iemand die grootser is dan hij?”
(Lamartine, Histoire de la Turquie, Parijs, 1854, Vol. II, pag. 276-277).
En als we lezen wat George Bernard Shaw, een beroemde schrijver en niet-Moslim, zegt:
“Hij moet de Redder van de Mensheid worden genoemd. Als iemand zoals hij dictator van de moderne wereld zou zijn, dan geloof ik dat hij erin zou slagen de problemen van deze wereld op te lossen op een manier die ons de broodnodige vrede en geluk brengt.”
(The Genuine Islam, Singapore, Vol. 1, No. 8, 1936).
Verder ontdekken we dat K.S. Ramakrishna Rao, een Indische (Hindoe) professor in filosofie, hem in zijn boekje “Muhammad the Prophet of Islam” het ‘perfecte voorbeeld voor het leven van een mens’ noemt. Professor Ramakrishna Rao verklaart zijn standpunt als volgt:
“Het is moeilijk de hele waarheid omtrent de persoonlijkheid van Muhammad te vatten. Ik kan er slechts een glimp van opvangen. Wat een veelzeggende opeenvolging van levendige scènes. Er is Muhammad de Profeet. Er is Muhammad de krijger, Muhammad de Zakenman, Muhammad de Staatsman, Muhammad de Spreker, Muhammad de Hervormer, Muhammad de Toevlucht voor Wezen, Muhammad de Beschermer van Slaven, Muhammad de Emancipator voor Vrouwen, Muhammad de Rechter, Muhammad de Heilige. In al deze schitterende rollen, in al deze gebieden van menselijke activiteit, staat hij gelijk aan een held.”
Wat moeten we denken van onze Profeet Muhammad ﷺ , wanneer iemand met een wereldlijke status zoals Mahatma Gandhi, sprekend over het karakter van Muhammad ﷺ in ‘Young India’, het volgende zegt:
“Ik wilde het beste leren kennen van iemand die tegenwoordig onbetwistbaar heerst over de harten van miljoenen mensen… Ik raakte meer dan overtuigd dat het niet het zwaard is geweest dat in die tijd voor de Islam een plaats heeft gewonnen in de geschiedenis. Het was de strikte eenvoud, de uiterste onzelfzuchtigheid van de Profeet, het scrupuleuze respect voor zijn beloftes, zijn intense toewijding aan zijn vrienden en volgelingen, zijn grote moed, zijn onbevreesdheid, zijn absolute vertrouwen in God en in zijn eigen missie. Dit alles, en niet het zwaard, realiseerde alles voor hen en overwon elk obstakel. Toen ik het tweede volume (van de biografie van de Profeet) dichtsloeg, speet het me dat er niet nog meer was dat ik over dit fantastische leven kon lezen.”
In zijn ‘Heroes and Hero Worship’ (Helden en Heldenverering) was de Engelse auteur Thomas Carlyle eenvoudigweg verbaasd over:
“…hoe een man in zijn eentje oorlogvoerende stammen aaneen kon smeden en zwervende Bedoeïenen tot de machtigste en meest beschaafde natie samenvoegde in minder dan twee decennia.”
En Diwan Chand Sharma schreef in “The Prophets of the East” (De Profeten van het Oosten):
“Muhammad was de ziel van goedheid en zijn invloed werd gevoeld en nooit vergeten door de mensen rondom hem.”
(D.C. Sharma, The Prophets of the East, Calcutta, 1935, pag. 12)
“Muhammad ﷺ was niets meer of minder dan een mens. Maar hij was een man met een nobele opdracht, namelijk om de mensheid te verenigen in de aanbidding van EEN en SLECHTS EEN GOD en om de mensen de weg te tonen naar een eerlijk en rechtvaardig leven, gebaseerd op de bevelen van God. Hij omschreef zichzelf steeds als ‘een Dienaar en Boodschapper van God’ en zo wordt ook elk van zijn daden beschouwd.”
Sprekend over het aspect van gelijkheid van de mensen voor God in de Islam, zegt de beroemde Indische dichteres Sarojini Naidu:
“Het was de eerste godsdienst die democratie predikte en in de praktijk bracht. In de moskee wordt de democratie van de Islam vijf keer per dag belichaamd wanneer, bij de oproep voor het gebed, de gelovigen in de moskee samenkomen en de boer en de koning zij aan zij neerknielen en verkondigen ‘God alleen is Groot’… Ik werd steeds weer getroffen door deze onverbrekelijke eenheid van de Islam die mensen instinctief tot broeders maakt.”
(S. Naidu, Ideals of Islam, vide Speeches & Writings, Madras, 1918, pag. 169)
In de woorden van Professor Hurgronje:
“De unie van naties (volkenbond), die werd gesticht door de Profeet van de Islam, plaatste de principes van internationale eenheid en menselijke broederschap op zulke universele funderingen dat ze een lichtend voorbeeld werden voor andere volkeren.”
Hij gaat verder:
“Het is een feit dat geen enkele natie ter wereld een parallel kan voorleggen voor wat de Islam heeft gedaan om het idee van die volkenbond te realiseren.”
Edward Gibbon en Simon Ockly schrijven in “History of the Saracen Empires” (Geschiedenis van de Saraceense Rijken) over de geloofsbelijdenis van de Islam:
” ‘IK GELOOF IN EEN GOD EN IN MUHAMMAD, EEN GEZONDENE VAN GOD’ is de eenvoudige en onveranderlijke geloofsbelijdenis van de Islam. Het intellectuele beeld van de Godheid werd nooit onteerd door enige zichtbare afgod, het ontzag voor de Profeet heeft nooit de mate van menselijke deugden overschreden en tijdens zijn leven heeft hij met zijn leer de dankbaarheid van zijn volgelingen beperkt tot de grenzen van rede en godsdienst.”
(History of the Saracen Empire, London, 1870, pag. 54)
Wolfgang Goethe, misschien wel de grootste Europese dichter ooit, schreef over Profeet Muhammad ﷺ :
“Hij is een Profeet en geen dichter. Daarom moet de Koran worden gezien als Goddelijke Wet en niet als een boek van een mens die het zou hebben geschreven als onderricht of ontspanning.”
(Noten und Abhandlungen zum West-östlichen Divan, WA I, 7, 32)