Het concept van God in de Islam
Elke taal heeft een of meer termen om naar God te verwijzen en soms naar bij-goden of lagere godheden. Dit is niet het geval met het woord “Allah”. Allah is de eigennaam van de Ene ware God. Niets anders kan Allah worden genoemd. De term heeft geen meervoud of geslacht. Dit toont zijn exclusiviteit in vergelijking met het woord “god”, waarvoor een meervoudsvorm bestaat (goden) en een vrouwelijke vorm (godin). Het is interessant op te merken dat Allah de persoonlijke naam van God in het Aramees is, de taal van Jezus (vrede zij met hem). Het woord “Allah”weerspiegelt het unieke concept dat de Islam associeert met God.
Voor een moslim is Allah de Almachtige, de Schepper en Onderhouder van het universum. Je kan Hem met niemand vergelijken en niets is vergelijkbaar met Hem. De tijdgenoten van Profeet Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) stelden hem vragen over Allah. Het antwoord kwam direct van God zelf, in de vorm van een kort hoofdstuk van de Koran dat beschouwd wordt als de essentie van de Eenheid van God of de lijfspreuk van het monotheïsme.
“Zeg: Hij is Allah, de Enige. Allah is de Enige van Wie al het geschapene afhankelijk is. Hij heeft niet verwekt en werd niet verwekt en niet één is aan Hem gelijkwaardig.” [Edele Koran 112:1-4]
Sommige niet-moslims beweren dat het concept van God in de Islam dat van een strenge en wrede God is, die volledige gehoorzaamheid eist. Hij zou niet liefdevol en vriendelijk zijn. Maar deze bewering is volkomen onjuist. Het zegt al genoeg dat, met uitzondering van één, elk van de 114 hoofdstukken van de Koran begint met de woorden: “In de naam van Allah, de Erbarmer, de meest Barmhartige.” In een van de uitspraken van de Profeet Muhammad ﷺ wordt ons verteld:
“ALLAH IS LIEFDEVOLLER EN VRIENDELIJKER DAN EEN MOEDER VOOR HAAR GELIEFDE KIND.”
Behalve barmhartig, is Allah ook rechtvaardig. Daarom verdienen boosdoeners en zondaren een bestraffing en krijgen de deugdzame mensen hun rechtmatige beloning. Eigenlijk manifesteert Allah’s eigenschap van Barmhartigheid zich volledig in Zijn eigenschap van Rechtvaardigheid. Mensen die tijdens hun leven omwille van Hem lijden horen niet op dezelfde manier te worden behandeld door hun Heer als mensen die hun leven lang anderen onderdrukken en uitbuiten. Dat die twee een gelijke behandeling zouden krijgen zou een ontkenning inhouden van het geloof in de aansprakelijkheid in het Hiernamaals, en dus ook van alle drijfveren voor een moreel en deugdzaam leven in deze wereld.
De Islam verwerpt het karakteriseren van Allah in elke menselijke vorm. Het is niet toegestaan om God af te schilderen als iemand die sommige individuen of naties begunstigt op basis van rijkdom, macht of ras. Hij heeft de mensen als gelijken geschapen. Zij kunnen zichzelf slechts onderscheiden en Zijn voorkeur verdienen door hun deugden en vroomheid.
De idee dat God zou hebben gerust op de zevende dag van de schepping, dat God worstelde met een van Zijn soldaten, dat God een jaloerse samenzweerder tegenover de mensheid is of dat God belichaamd wordt in alle mensen, wordt vanuit het islamitische gezichtspunt als godslastering beschouwd. Het unieke gebruik van het woord “Allah” als de persoonlijke naam van God weerspiegelt het belang van de zuiverheid van het geloof in God in de Islam. Dit geloof in de eenheid van God is de essentie van de boodschap van alle profeten van God. Daarom beschouwt de Islam het associëren van elke godheid of persoon met God als een ernstige zonde. Hiervoor is geen vergiffenis als de persoon overlijdt met dit geloof, zonder berouw te hebben getoond.
Het kan niet anders dan dat de Schepper verschilt van de dingen die Hij heeft geschapen. Want als Hij van dezelfde aard als hen zou zijn, zou Hij tijdelijk zijn en dus een maker nodig hebben. Hieruit besluiten we dat niets aan Hem gelijkwaardig is. Als de maker niet tijdelijk is, dan moet Hij eeuwig zijn.
Als Hij eeuwig is, dan kan Hij niet zijn geschapen. En als niets Hem tot stand heeft gebracht, kan niets behalve Hijzelf Hem voort laten bestaan. Dit betekent dat Hij onafhankelijk is. Als Hij niet afhankelijk is van wat dan ook voor het behoud van Zijn eigen bestaan, dan kan dit bestaan geen einde hebben. De Schepper is daarom eeuwig:
“Hij is de Eerste en de Laatste, de Zichtbare en de Onzichtbare, en Hij is Alwetend over alle zaken.” [Edele Koran 57:3]
Hij is onafhankelijk of zelfvoorzienend of, met de woorden van de Koran: Hij is Al-Qayyoem. De Schepper schept niet alleen in de zin van het tot stand brengen van dingen. Hij houdt ze ook in stand en laat dingen ophouden te bestaan, en Hij is de ultieme oorzaak van wat er ook met hen gebeurt.
“Allah is de Schepper van alle dingen. Hij is over alle dingen Toezichthouder. Aan Hem behoren de sleutels van de hemelen en de aarde. En degenen die de Verzen van Allah verwerpen: zij zijn degenen die de verliezers zijn.” [Edele Koran 39:62-63]
“Er is geen levend wezen (Daabbah) op aarde, of aan Allah is het onderhoud ervan. En Hij kent de verblijfplaats en de bewaarplaats ervan. Alles is vastgelegd in een duidelijk Boek.” [Edele Koran 11:6]
Allah’s Eigenschappen
Als de Schepper eeuwig is, dan moeten Zijn eigenschappen ook eeuwig zijn. Hij mag geen van Zijn eigenschappen verliezen noch nieuwe verwerven. In dat geval zijn Zijn eigenschappen volmaakt. Kan er meer dan één Schepper zijn met zulke volmaakte eigenschappen? Kunnen er bijvoorbeeld twee volmaakte, machtige Scheppers zijn? Een ogenblik nadenken volstaat om aan te tonen dat dit niet haalbaar is. De Koran vat dit argument samen in de volgende verzen:
“Allah heeft zich geen kind genomen en er is geen god naast Hem! Dan zou elke god weggaan met wat hij schiep en zouden zij elkaar overweldigen. Heilig is Allah boven wat zij (Hem) toeschrijven.” [Edele Koran 23:91]
De eenheid en uniekheid van Allah
De Koran herinnert ons aan de valsheid van alle zogenaamde goden. Hij vraagt aan de aanbidder van door de mens gemaakte voorwerpen:
“Aanbidden jullie wat jullie zelf hebben uitgehouwen?” Terwijl Allah jullie heeft geschapen en wat jullie maken.” [Edele Koran 37:95-96]
“Zeg: ‘Nemen jullie je dan naast Hem beschermers die niet eens macht hebben om voor zichzelf nut (te verwerven) of schade (af te wenden)?’” [Edele Koran 13:16]
En voor wie de hemellichamen aanbidt, vermeldt hij het verhaal van Abraham:
“En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster. Hij zei: ‘Dit is mijn Heer’. Maar toen hij onderging, zei hij: ‘Ik hou niet van degenen die ondergaan’. En toen hij de maan zag opkomen, zei hij: ‘Dit is mijn Heer’. Maar toen hij onderging, zei hij: ‘Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren’. En toen hij de zon zag opkomen zei hij: ‘Dit is mijn Heer, deze is groter’. Maar toen zij onderging, zei hij: ‘O mijn volk, voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten (aan Allah) toekennen’. Ik heb mijn aangezicht gewend tot Hem die de hemelen en de aarde schiep, als een Hanief (aanhanger van het zuivere geloof) en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders.” [Edele Koran 6:76-79]
Het gedrag van de gelovige
Om een moslim te zijn (d.w.z. om zichzelf over te geven aan Allah) moet je geloven in de Eenheid van Allah: dat Hij de enige Schepper, Beschermer, Onderhouder, enz is. Maar dit geloof, Tawhied Ar-Roeboebiyyah genoemd, volstaat niet. Veel van de afgodendienaars wisten en geloofden dat alleen de Opperste God dit alles kon doen.
Om tot ware Tawhied te komen is naast Tawhied Ar-Roeboebiyyah ook Tawhied Al-Oeloehiyyah nodig. Dit betekent dat je erkent dat het Allah alleen is die het verdient aanbeden te worden Daarom aanbid je dan ook geen andere dingen of wezens meer. Wie eenmaal deze kennis van de Enige Ware God verkregen heeft, moet voortdurend op Hem vertrouwen en mag zich door niets ertoe laten brengen deze waarheid te ontkennen.
Wanneer oprecht geloof het hart van een persoon inneemt, heeft dit invloed op zijn of haar levensvisie en gedrag. De Profeet ﷺ heeft gezegd:
“GELOOF IS WAT STEVIG GEVESTIGD IS IN HET HART EN WAT MIDDELS DADEN BEWEZEN WORDT.”
Een van de opvallende resultaten van geloof is een gevoel van dankbaarheid tegenover Allah, wat we kunnen beschouwen als de essentie van ‘Ibada (aanbidding). Dat gevoel van dankbaarheid is zo belangrijk dat eenieder die de Waarheid ontkent een Kaafir wordt genoemd, een ondankbare. Een gelovige houdt van Allah en is Hem dankbaar voor de zegeningen die Hij hem geschonken heeft. Hij is zich bewust van het feit dat zijn goede daden ver van evenredig zijn met de Goddelijke gunsten. Daarom is een gelovige er voortdurend op uit om Allah te behagen. Hij gedenkt Allah vaak. De Koran stimuleert dit gevoel van dankbaarheid door de eigenschappen van Allah heel vaak te herhalen.
“Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige. Sluimer noch slaap kunnen Hem treffen. Aan Hem behoort toe wat er in de hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die voorspreekt bij Hem zonder Zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich uit over de Hemelen en de Aarde, en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige.” [Edele Koran 2:255]