God heeft in Zijn laatste Profeet Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) de meest uitmuntende kenmerken gecombineerd, om zo het vertrouwen van zijn toehoorders te winnen. Van welk oogpunt je hem ook bekeek, hij had een schitterende persoonlijkheid. Daarom bewonderde iedereen hem ook. Wie zijn afkomst belangrijk vond – hoewel ze dat voor God niet is – stelde vast dat Muhammad ﷺ afstamt van de allerzuiverste adellijke familie. Degenen die het moesten hebben van fysionomie (wanneer je iemands karakter afleidt uit zijn fysieke verschijning) vonden dat het gelaat van Muhammad ﷺ integriteit uitstraalde. Iedereen die hem persoonlijk ontmoette, of later zijn biografie las, ontdekte in Muhammad ﷺ een levenswijze die stoelt op buitengewone oprechtheid en overtuiging.
De eerlijkheid van Profeet Muhammad ﷺ
De Profeet ﷺ was niet enkel iemand van wie iedereen getuigde hoe ongelooflijk eerlijk hij was. De leden van zijn clan hadden hem officieel de titel as-Saadiq al-Amien (de waarachtige, de betrouwbare) gegeven. Zelfs toen ze hem vervolgden en zijn boodschap verwierpen, bleven ze hem hun bezittingen toevertrouwen. Aisha (moge Allah tevreden zijn over haar) heeft gezegd: “Hij ﷺ gaf Ali (moge Allah tevreden zijn over hem) de opdracht achter te blijven in Mekka, om de zaken die aan de Boodschapper van Allah waren toevertrouwd aan hun eigenaars terug te geven. Er was niemand in Mekka (zelfs niet onder zijn vijanden!) die niet zijn waardevolle spullen waarover hij zich zorgen maakte in bewaring gaf bij de Boodschapper van Allah. Dat was omdat ze (allemaal) wisten hoe eerlijk en betrouwbaar hij was. Dus bleef Ali drie dagen en drie nachten achter, om alles terug te geven wat aan de Boodschapper ﷺ was toevertrouwd, en vervoegde hij hem ﷺ eens zijn taak was volbracht.”
Zijn principiële eerlijkheid was zo opvallend dat zelfs mensen uit andere tijdperken, met een andere achtergrond of een andere godsdienst ze erkennen. Je zal merken dat het voor een eerlijke persoon moeilijk is om over zijn leven te lezen en dan tot een andere conclusie te komen.
Het is zelfs zo dat, ondanks zijn reserves tegenover de Islam, de fascinatie van de Schotse filosoof en historicus Thomas Carlyle (+ 1881) voor de oprechtheid van de Laatste Profeet ﷺ soms grensde aan diepe intrige en zelfs overtuiging. Zo legt hij bijvoorbeeld dit uit:
Het pleit zwaar tegen de theorie dat hij een bedrieger was wanneer je ziet hoe hij totaal onopvallend leefde, op een rustige en alledaagse manier, tot hij over het hoogtepunt van zijn leven was. Hij was veertig toen hij het voor het eerst had over een hemelse missie. Alle onregelmatigheden in zijn leven, de echte en de vermeende, dateren van na zijn vijftigste, toen zijn dierbare Khadiedjah (moge Allah tevreden zijn over haar) overleed. Zijn enige ‘ambitie’ tot dan toe lijkt te zijn geweest om een eerlijk leven te leiden. Tot dan had zijn faam, de goede indruk die hij had gemaakt op de mensen die hem kenden, volstaan. Pas toen hij ouder werd – toen de lustgevoelens in zijn leven waren uitgeblust en rust het belangrijkste was geworden dat de wereld hem kon bieden – zou hij aan zijn ‘ambitieuze carrière’ zijn begonnen en die vreselijke leeghoofdige bedrieger zijn geworden die alles probeerde te krijgen waar hij niet meer van kon genieten! Wat mij betreft, ik kan daar niet het minste geloof aan hechten.
In hetzelfde boek zegt Carlyle:
De leugens (Westerse laster) die met goedbedoelde ijver rond deze man (Muhammad) zijn opgebouwd, maken alleen onszelf te schande.
In de geschiedenis van de mensheid hebben heel wat bedriegers beweerd een profeet te zijn. Ieder van hen bleek virtuositeit te missen en was op een onethische manier opportunistisch ingesteld. Dit is eigen aan valse profeten en het is ook wat je van hen verwacht, omdat zij bewust zijn verworden tot de meest sinistere leugenaars. Net zoals liegen over je vrienden erger is dan een leugen vertellen over zomaar iemand, en net zoals liegen over je ouders erger is dan liegen over je vrienden, is er niemand zo gemeen als iemand die liegt over God. Daarom moet je het feit dat iemand met de onbetwiste eerlijkheid van Muhammad ﷺ veertig jaar lang niet één leugen vertelt en dan beweert Gods Profeet te zijn wel zien als een bewijs voor de waarachtigheid van zijn bewering.
En tenslotte verduisterde de zon tijdens het leven van de Profeet van Allah ﷺ op de dag dat (zijn zoon) Ibrahiem overleed. De mensen leidden daaruit af dat de zon verduisterde vanwege de dood van Ibrahiem. De Boodschapper van Allah ﷺ zei:
“De zon en de maan verduisteren niet omwille van iemands sterven of leven (m.a.w. geboorte). Integendeel, ze zijn twee tekenen van Allah waarmee Hij Zijn slaven vrees inboezemt. Wanneer je een verduistering ziet, bid dan en aanroep Allah.”
Als de Profeet ﷺ een bedrieger was geweest, was dit voorval een perfecte kans om er munt uit te slaan en zijn geloofwaardigheid op te krikken. De samenloop van deze twee gebeurtenissen bood hem een fantastische gelegenheid om zichzelf te promoten, en toch liet de Profeet ﷺ het zelfs niet toe dat ànderen dit interpreteerden alsof de hemelen treurden om Ibrahiem. Ondanks zijn verdriet om dit tragische verlies klom hij ﷺ op zijn preekstoel, weerlegde hij deze foutieve verklaring en maakte hij duidelijk dat verduisteringen niets anders doen dan gehoorzamen aan de universele wetten van God.
Zijn soberheid en onthechting
De eenvoudige en sobere levenswijze van de Profeet ﷺ is een belangrijke aanwijzing dat zijn opdracht niet gericht was op zelfverrijking. Dit was tenslotte een man die aan het einde van zijn leven heel Arabië onder zijn gezag had. Zelfs daarvoor had hij duizenden volgelingen tijdens zijn verblijf in Medina. Die volgelingen waren geobsedeerd door hem en zouden werkelijk alles voor hem hebben gedaan. En toch vinden we in geen enkel aspect van zijn leven luxe, maar veeleer een strooien slaapmat die sporen naliet op zijn zij en een lederen waterzak die hij gebruikte om zich te wassen. Wanneer hij ﷺ wilde bidden in zijn kamer, tikte hij Aisha aan opdat ze haar benen zou buigen om plaats te maken, zodat hij kon neerknielen. Maandenlang werd er in zijn huis geen vuur gemaakt om op te koken en moest zijn familie van dadels en water leven, tenzij een of andere metgezel hen wat melk cadeau deed.
Edward Gibbon (+ 1794), historicus en Engels parlementslid, schreef:
Het gezond verstand van Muhammad minachtte de pracht en praal van koningshuizen. De Apostel van God sloot zich aan bij de gang van zaken in het gezin. Hij hield het vuur brandend, veegde de vloer, melkte de dieren en herstelde zelf zijn schoenen en kleren. Hoewel hij niet de boetedoening en verdienste van een kluizenaar najoeg, volgde hij moeiteloos en zonder ijdelheid het sobere dieet van een Arabier.
Met andere woorden, hij ﷺ onderging dus niet zomaar de ruwheid van een sober leven, het ging als vanzelf voor hem. Hij riep niet op tot het monnikenleven of onthechting, noch was zijn minimalisme gespeeld om door de mensen te worden geprezen. Gibbons gaat verder:
Bij plechtige gebeurtenissen verwende hij zijn gezellen met de nationale gastvrije overvloed. Maar in zijn privéleven konden er weken voorbijgaan zonder dat er een vuur werd gestookt in de haard van de Profeet.
Volgens Washington Irving (+ 1859), een Amerikaans biograaf en diplomaat, was hij
sober en matig in zijn dieet en hield hij zich strikt aan zijn vasten. Hij gaf niet om prachtige kleding of het uiterlijk vertoon van een onbeduidende geest. Ook had zijn eenvoudige manier van kleden geen egoïstische bedoeling, maar was ze het gevolg van zijn reële minachting voor onderscheid op basis van iets zo triviaals… Zijn militaire triomfen wekten in hem geen trots noch ijdelheid, zoals het geval zou zijn geweest indien zij waren besmet door zelfzuchtige doelstellingen. Ten tijde van zijn grootste macht handhaafde hij dezelfde eenvoud in zijn gedrag en voorkomen als tijdens zijn dagen van tegenspoed. Hij hield zich zo ver van het aannemen van een koninklijke status dat hij ontstemd was wanneer iemand hem, wanneer hij ergens binnen kwam, meer dan gewoon respect betuigde.
Bosword Smith (+ 1908), priester, leraar en auteur, schrijft:
Als staatshoofd en hoofd van de kerk was hij Keizer en Paus in één persoon. Maar hij was een Paus zonder de pretentie van een Paus en Keizer zonder de legioenen van een Keizer, zonder beroepsleger, zonder lijfwacht, zonder politiemacht, zonder vast inkomen. Als er ooit iemand bij goddelijk recht heeft geregeerd, dan was dat Muhammad, omdat hij alle machtsfuncties had maar niet de steun ervan. Hij gaf niet om het uiterlijk vertoon van de macht. De eenvoud van zijn privéleven stemde overeen met zijn openbare leven.
De moed van Profeet Muhammad ﷺ
De grote dapperheid van de Profeet ﷺ hield in dat hij niet alleen eerlijk was, maar ook zeker van zijn waarachtigheid. Er zijn oriëntalisten die, hoewel ieder van hen de Islam spottend beschrijft, verkiezen te stellen dat Muhammad ﷺ niet bewust loog maar aan grootheidswaan leed. Deze bewering wordt verpletterd door de gedocumenteerde moed van de Profeet ﷺ. Iemand die “stemmen hoort” en aan psychologische aandoeningen lijdt, zou zich namelijk onsamenhangend en terughoudend gedragen en niet in staat zijn om alle triomfen die hij behaalde te realiseren. Meer nog, een geestelijk gestoorde persoon zou nooit een compleet geloofs- en wetssysteem kunnen bedenken dat door duizenden historici, filosofen en andere wijzen wordt gerespecteerd. Dit maakt de consistente en ongeëvenaarde moed van Muhammad ﷺ tot een garantie voor zijn profeetschap.
De Profeet ﷺ ontvluchtte nooit de strijd. Integendeel, hij vocht onbevreesd mee in de frontlinies. Het zou nochtans perfect begrijpelijk zijn geweest als de Profeet ﷺ zich achter zijn leger zou hebben verscholen, want zijn dood zou het einde van de boodschap hebben betekend. En toch zou Ali bin Abi Talib, de gevierde strijder, later zeggen: “Ik was er zelf getuige van op de Dag van Badr, hoe we dicht bij de Profeet ﷺ bleven voor dekking. Hij stond het dichtst van ons allen bij het vijandelijke leger en hij was de hevigste (strijder) die dag.” (Ahmad)
Een man zei ooit tegen al-Baraa bin Azib (moge Allah tevreden zijn met hem): “Ben jij gevlucht op de Dag van Hunayn, Abu Umaara?” Hij antwoordde: “Ik kan getuigen dat de Profeet van Allah ﷺ zich niet terugtrok. Het waren echter een paar haastige jongemannen die – zonder de nodige wapens – een groep van de Hawaazin en de Banu Nadier troffen. Ze waren (uitstekende) boogschutters en ze schoten een salvo van pijlen op hen af, waardoor ze (hun positie) prijs gaven. De mensen wendden zich tot de Boodschapper van Allah ﷺ (om hulp te vragen). Zijn ezel werd geleid door Abu Sufyaan bin Harb. Hij ﷺ steeg af, bad en smeekte om Gods hulp. Wat hij zei was: ‘Ik ben de Profeet. Dit is geen onwaarheid. Ik ben de zoon van Abdul Muttalib! O Allah, stuur Uw hulp!’ Bij Allah, toen de strijd heviger werd, zochten we beschutting achter hem en (enkel) de moedigsten onder ons hielden stand aan zijn zijde (in het gevecht).” (Muslim)
Toen Allah openbaarde:
“O Boodschapper! Verkondig wat jou van jouw Heer neergezonden is. (…) En Allah zal jou tegen de mensen beschermen.”
[Edele Koran 5:67]
verbood de Profeet ﷺ zijn gezellen om nog langer ‘s nachts de wacht te houden bij zijn deur.
Op een nacht werden de moslims – die nog steeds vreesden dat de Romeinen elk moment Medina konden aanvallen – wakker door een luid geraas. Toen ze erheen snelden, troffen ze de Profeet ﷺ aan die, met zijn zwaard om, terugkwam op een opgezadeld paard van Abu Talha en die hen zei dat het loos alarm was. Er is heel wat moed voor nodig om zo in je eentje uit te rijden wanneer er gevaar dreigt, het soort moed dat zelfs de moedigste zielen zouden bewonderen.
Zijn doorzettingsvermogen
Profeet Muhammad ﷺ getuigde niet alleen van moed op specifieke knooppunten in zijn leven, maar was ten allen tijde een toonbeeld van volharding en consistentie. Bedenk eens: een man die zijn vader nooit zelf heeft gekend, die nauwelijks van de liefde van zijn moeder kon genieten en dan zijn grootvader verloor, en daarna tegelijk zijn oom en zijn geliefde echtgenote. Denk aan een man die getuige was van de dood van elk van zijn kinderen, op één na, die werd behandeld als een bedreiging en een vluchteling nadat hij decennialang een vlekkeloze reputatie bij zijn volk had opgebouwd. Denk aan een man die zo mishandeld werd dat hij het bewustzijn verloor, die door zijn eigen volk werd uitgehongerd en getroffen werd door talloze pogingen tot karaktermoord. Denk aan een man die uit zijn woning werd verdreven, die ertoe werd gebracht te vluchten naar Medina, enkel en alleen om vast te stellen dat de hypocrieten daar elke kans zouden grijpen om hem te verraden. Denk aan een man op wiens leven regelmatig aanslagen werden gepleegd en die moest toezien hoe zijn verwanten en gezellen werden vermoord en verminkt. Dan is er nog de laster over zijn dierbare echtgenote Aisha, de dochter van zijn trouwste vriend.
Wie anders kan in zo’n situatie hoopvol doorzetten en een ongeëvenaarde ethiek aanhouden, tenzij iemand die doordrongen is van een unieke vorm van hulp uit de hemel? De Profeet ﷺ oversteeg al die negativiteit. Hij overleefde niet alleen, maar werd zelf een bron van genade en empathie voor zowel mensen, dieren als planten. Dit is niets minder dan een mirakel. Alleen God brengt het dode voort uit het levende, laat een bron ontspringen uit een rots en voedt een roos in de woestijn. Alleen God kon hem ﷺ de hele tijd laten glimlachen, spelen met zijn kleinkinderen, vasthouden aan zijn principes en moed geven aan hen die zoveel minder hard te lijden hadden dan hij. Alleen God kon hem ﷺ de kracht geven om mee te leven met de hartelozen, om vergiffenis te schenken aan zijn vijanden en bekommerd te zijn om wie arrogant was.
Alleen God kon zijn hart dankbaar laten zijn in tijden waarin anderen er niet eens in zouden slagen geduldig te zijn, en genadig in tijden waarin anderen het niet eens konden opbrengen om rechtvaardig te zijn.
Hoewel er ontelbaar veel voorvallen zijn die zijn volharding weergeven, kan elke eerlijke mens zich vlot inleven in het embargo in het ravijn van Abu Talib. Het duurde drie verschrikkelijke jaren, waarin de Profeet ﷺ moest toekijken hoe de lippen van zijn gezellen groen werden van het eten van bladeren en het kauwen op dierenhuiden, uit pure wanhoop om toch iets te eten te vinden. Hij zag zelfs zijn naaste familieleden voor zijn ogen langzaam aftakelen. Khadiedjah en Abu Talib waren zo verzwakt door dit embargo dat ze zich er nooit meer van hebben hersteld. Ze overleden niet lang daarna. Door het verlies van de steun van Abu Talib kreeg de Profeet ﷺ dat jaar de meest vernederende behandeling uit zijn leven te verduren.
Aisha heeft overgeleverd dat ze op een dag aan de Profeet ﷺ vroeg: “Heb je een dag meegemaakt die erger was dan de Dag van Uhud?” De Profeet ﷺ zei: “Je stam heeft me veel zorgen gebaard, en de ergste dag was de dag van Aqaba, toen ik me bij ‘Abd Yalāyl bin ‘Abd Kulāl aanbood en hij niet inging op wat ik vroeg. Ik vertrok (uiteindelijk), overstelpt door verdriet. Ik kon niet rusten tot ik bij een boom kwam, waar ik omhoog keek naar de hemel, en zag dat een wolk me schaduw bood. Ik keek op en zag er Gabriël in. Hij riep naar me en zei: ‘Allah heeft gehoord wat je volk tegen je heeft gezegd en hoe ze hebben gereageerd. En Allah heeft de Engel van de bergen naar je gestuurd, zodat je hem deze mensen eender wat kan laten aandoen.’ De Engel van de bergen begroette me en zei: ‘Muhammad, beveel wat je wenst. En als je dat wil, laat ik de twee bergen op hen vallen.’ Ik zei: ‘Neen. Ik hoop veeleer dat Allah uit hun afstammelingen mensen zal voortbrengen die alleen Allah aanbidden, zonder Hem partners toe te kennen’.” (Bukhari)
Volgens andere verslagen bracht hij ﷺ tien dagen door in Ta’if nadat hij er met de leiders had gesproken. Hij riep het volk op tot de Islam, maar er verzamelden zich bendes om hem te verdrijven. Ze vormden twee rijen en dwongen hem er tussendoor te lopen, terwijl ze hem beledigden en stenen naar hem gooiden tot het bloed van zijn gewonde benen af liep en Zayd b. Haritha aan zijn hoofd werd verwond. Maar zelfs in dat donkerste uur kon zoveel angst en leed de volharding van de Profeet ﷺ niet breken.
Profeet Muhammad ﷺ en zijn optimisme
Het is opmerkelijk hoe de Profeet Muhammad ﷺ nooit zijn hoop op de steun en overwinning van Allah verloor, ongeacht hoe uitzichtloos zijn situatie soms leek. Dit optimisme vertelt ons over een hart dat vervuld is van uiterst vertrouwen. Bij hun vertrek voor de migratie van Mekka naar Medina werden de Profeet ﷺ en Abu Bakr achtervolgd tot aan een grot. Hun achtervolgers stonden vlak voor de ingang van de grot. Ze moesten enkel nog voorover buigen om binnen te kijken. Niets had dan nog kunnen verhinderen dat ze de Profeet ﷺ zouden zien en gevangennemen. Tijdens die zenuwslopende ogenblikken, waarin zelfs de sterkste ziel zou gaan wanhopen, zei de Profeet ﷺ doodkalm iets ongelooflijks tegen zijn gezel:
“O Abu Bakr, wat denk je van twee als Allah hun derde is?”
Zo verwees de Koran later naar dit voorval:
“Als jullie hem (de Profeet) niet helpen: waarlijk, Allah heeft hem reeds eerder geholpen, toen degenen die ongelovig waren hen (uit Mekka) hadden verdreven, (en) hij de tweede van twee was toen zij zich in de grot bevonden, (en) toen hij tot zijn metgezel (Aboe Bakr) zei: ‘Treur niet, voorwaar, Allah is met ons.’ Waarna Allah Zijn rust op hen deed neerdalen en Hij hen bijstand gaf met een leger dat jullie niet zagen. En Hij verlaagde het woord van degenen die ongelovig waren tot het laagste en het Woord van Allah, dat is het hoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs.”
[Edele Koran 9:40]
Je zou kunnen zeggen: Hoe weten we dat Muhammad ﷺ dit vers niet na de feiten heeft verzonnen, om zo een vals beeld te schetsen van zijn onwrikbaar vertrouwen op God? Het eenvoudigste antwoord hierop is dat Abu Bakr persoonlijk getuige was van hoe kalm en beheerst de Boodschapper van Allah ﷺ tijdens die angstaanjagende minuten was. Was dat niet zo geweest, zou Abu Bakr dan zijn grootste bewonderaar gebleven zijn? Zou hij hem nog steeds hebben beschouwd als de belichaming van integriteit, zelfs nadat de Profeet ﷺ was overleden?
Zo overtuigd was Profeet Muhammad ﷺ van zijn geloof, dat de belofte van Allah die hij zag met zijn hart alle hopeloosheid overheerste die hij zag met zijn ogen. Dit is net hetzelfde wat Mozes (vrede zij met hem) meemaakte aan de oever van de zee:
“En toen de twee groepen elkaar zagen, zeiden de metgezellen van Moesa: ‘Voorwaar, wij worden zeker bereikt!’ Hij (Moesa) zei: ‘Zeker niet: voorwaar, mijn Heer is met mij. Hij zal mij leiden’.”
[Edele Koran 26:61-62]
Een dergelijke overtuiging was uniek en eigen aan Profeten en Boodschappers. Al gaf de hele wereld de hoop op, zij verloren nooit de moed.
De volgelingen van Profeet Muhammad ﷺ
Wie de waarheidsgetrouwheid van het profeetschap van Muhammad ﷺ analyseert, zou getuigen van nalatigheid wanneer hij alleen zijn edele gezellen tot zijn volgelingen zou rekenen. Profeet Muhammad ﷺ is de meest invloedrijke persoon uit de geschiedenis van de mens (zie “The 100” van Michael Hart), hij wordt geïmiteerd in de meest private of genuanceerde bijzonderheden van zijn leven. Gedurende anderhalf millennium hebben mensen wereldwijd geprobeerd te gelijken op de laatste Profeet, zelfs als ze daarvoor moesten ingaan tegen een dominante cultuur of trends uit die tijd. Vandaag de dag vinden 1,6 miljard mensen dit een kleine prijs die ze moeten betalen om een weerspiegeling te zijn van het meest volmaakte wezen dat ooit heeft geleefd.
David George Hogarth (+ 1927), een Brits geleerde en archeoloog, heeft gezegd:
Of het nu ernstig was of triviaal, zijn alledaags gedrag heeft een canon gevormd die miljoenen vandaag bewust naleven. Niemand die door een deel van het menselijke ras als een volmaakt mens werd beschouwd, werd ooit zo precies geïmiteerd. Het gedrag van de stichter van het Christendom heeft het dagelijkse leven van zijn volgelingen niet beheerst. Bovendien heeft geen enkele stichter van een godsdienst een zo hoge indruk van eminentie achtergelaten als de apostel van de Islam.
Zijn trouwste volgelingen waren ongetwijfeld zijn gezellen en dat is wat hun getuigenis voor de waarheid van zijn boodschap kenmerkt. Deze gezellen waren niet zomaar een hoopje kameraden die ‘s nachts baden en hun levens aan God hebben gewijd maar collectief naïef waren. Zonder enig vooroordeel was dit de meest betekenisvolle generatie uit de hele mensengeschiedenis.
De genialiteit van ‘Umar b. al-Khaṭṭaab, bijvoorbeeld, werd door vele historici erkend. Het is zelfs zo dat “The Columbia History of the World” verklaart hoe de bureaucratie die ‘Umar voerde superieur was, vergeleken bij de logge bureaucratie van het Romeinse Rijk dat aan de moslim-heerschappij voorafging.
Wanneer een tribale Arabier een federale regering met gecentraliseerde macht kan uitbouwen, met de nodige flexibiliteit om de uithoeken van deze unie leefbaar te maken – en wanneer hij door die verandering de loop van de geschiedenis wijzigt – dan moeten we toegeven dat het hier om een uitzonderlijke geest gaat. Dit is slechts één persoon die geloofde dat Muhammad ﷺ een profeet was en hem imiteerde vanuit een obsessieve bewondering. Dat Abu Bakr de helft van zijn bezit weg schonk voor de Islam, dat Bilal ondanks onvoorstelbare martelingen weigerde aan zijn geloof te verzaken, dat Sumayya en Yaasir doodgemarteld werden omdat ze zelfs niet wilden doen alsof ze niet in Muhammad ﷺ geloofden, dat zijn geen kleine voorvalletjes. Wat de overlevenden betreft, zij namen de gewichtige taak op zich om zijn geest en boodschap in hun leven te verweven, waardoor ze het meest Gods lof verdienen:
“Jullie zijn de beste gemeenschap die uit de mensen is voortgebracht, (zolang) jullie tot het goede oproepen, het verwerpelijke verbieden en in Allah geloven.”
[Edele Koran 3:110]
Dat mensen van dit kaliber hem zo vurig volgden – mensen die hem hebben gekend voor en nadat hij profeet werd, mensen die dag in dag uit zijn gedrag konden observeren – toont duidelijk aan hoe zeker ze zich voelden van hem ﷺ en zijn missie.
William Montgomery Watt (+ 2006), een Schots historicus en emeritus professor in Arabisch en Islamitische Studies, schreef:
Zijn bereidheid om vervolging te lijden voor zijn geloof, het hoogstaand moreel karakter van de mensen die in hem geloofden en naar hem opkeken als hun leider, en de grootsheid van wat hij uiteindelijk heeft bereikt – dat alles pleit voor zijn fundamentele integriteit. Stellen dat Muhammad een bedrieger was, roept meer problemen op dan het oplost. Bovendien wordt geen enkele van de grote historische persoonlijkheden in het Westen zo ondergewaardeerd als Muhammad… Daarom moeten we, indien we hem echt willen begrijpen, Muhammad niet alleen essentiële eerlijkheid en integere bedoelingen toeschrijven. Willen we de fouten die we uit het verleden hebben overgeërfd rechtzetten, dan mogen we niet vergeten dat sluitend bewijs een veel striktere vereiste is dan het wijzen op zijn geloofwaardigheid, en dat dit in een aangelegenheid als deze slechts moeilijk kan worden bereikt.
Dit was de vlekkeloze persoonlijkheid van Profeet Muhammad ﷺ, zichtbaar voor hen die eeuwen en oceanen ver verwijderd zijn van de tijd waarin hij leefde. Het verbaast dan ook niet dat een hele generatie onderling wedijverde om zijn glimlach na te doen, om zijn onzelfzuchtigheid, zijn opkomen voor de waarheid en zijn dienstbaarheid aan de mensheid te imiteren.