Stel dat er geen intelligentie achter het universum stak, geen scheppende kracht.
In dat geval heeft niemand mijn brein ontworpen met de bedoeling dat ik zou nadenken. Het enige wat gebeurt is dat ik, wanneer atomen in mijn schedel zich om een fysieke of chemische reden op een bepaalde manier rangschikken, als nevenproduct iets ervaar dat ik denken noem.
Maar als dat zo is, hoe kan ik er dan op vertrouwen dat mijn eigen gedachten waar zijn? Het is alsof je een kan melk omgooit en dan hoopt dat de spatten de kaart van Londen vormen. Maar als ik mijn eigen gedachten niet kan vertrouwen, dan kan ik uiteraard ook niet de argumenten vertrouwen die me naar het atheïsme leiden en heb ik dus ook geen reden om een atheïst te zijn – of iets anders.
Tenzij ik in God geloof, kan ik niet in het denken geloven. Dus kan ik mijn denken niet gebruiken om niet in God te geloven.
C.S. Lewis