De zoon van wie?
Is het geloof in Jezus (vrede zij met hem) als “Zoon van God” logisch te verantwoorden? Wat betekent nu precies “Zoon van God”? Is het mogelijk dat de ware verlossing door God bestaat uit het straffen van een ander, die onschuldig is aan welke zonde dan ook, alsof hij wel degelijk schuldig is? Heeft God er behoefte aan iemand streng te straffen, al doet die persoon dag na dag nog zo goed zijn best? Heeft Jezus (vrede zij met hem) de mensen opgedragen hem als een god te beschouwen of hem te aanbidden?
Laten we in het Christendom en in de Islam op zoek gaan naar de antwoorden op deze en andere belangrijke vragen in verband met Jezus.
“Kijk naar de Boeken”
Laten we om te beginnen enkele stukken van de onderrichtingen in de Heilige Boeken van de Almachtige God met elkaar vergelijken.
De Koran
“Zeg: O mijn dienaren die buitensporig zijn tegenover zichzelf, wanhoop niet aan de Genade van Allah. Voorwaar, Allah vergeeft alle zonden. Voorwaar, Hij is de Vergevensgezinde, de Meest Barmhartige.”
[Edele Koran 39:53]
“En wie slechte werken verricht of zichzelf onrecht aandoet, maar dan om vergeving bij Allah vraagt: hij zal vaststellen dat Allah Vergevensgezind, Meest Barmhartig is.”
[Edele Koran 4:110]
“O mensen, aanbid jullie Heer, Degene die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.”
[Edele Koran 2:21]
“Jij vindt geen volk dat in Allah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven te vriend neemt, ook al zijn het hun vaders of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Allah het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen (het Paradijs) binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allah is de winnaar.”
[Edele Koran 58:22]
Het Nieuwe Testament
“Jezus antwoordde: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.” (Marcus 10:18)
“Denk niet dat Ik gekomen ben om Wet en Profeten op te heffen. Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om vervulling te brengen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eerder nog zullen hemel en aarde vergaan, dan dat één jota of haaltje vergaat uit de Wet voordat alles geschied is. Wie dus een van de voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der Hemelen. Maar wie ze onderhoudt en onderricht zal groot geacht worden in het Rijk der Hemelen.” (Mattheüs 5:17-19)
“Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen. Maar hij die de wil doet van mijn Vader die in de hemel is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ‘Heer, Heer, hebben wij niet in uw Naam geprofeteerd en hebben wij niet in uw Naam duivels uitgedreven en in uw Naam veel wonderen gedaan?’ Maar dan zal Ik hun onomwonden verklaren: ‘Nooit heb Ik u gekend; gaat weg van Mij, gij die ongerechtigheid doet!’” (Mattheüs 7:21-23)
Sommige leiders hebben beweerd: “Dit slaat waarschijnlijk op Mormonen en dergelijke. Maak u daarover maar geen zorgen.”
Gabriël zegt dat Jezus “Zoon van God” zal genoemd worden (Lucas 1:35) en “God de Heer zal hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob”. (Lucas 1:32-33)
“… de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God.” (Lucas 3:38)
Merk op: Adam, en niet Jezus, staat in deze stamboom van Jezus aangeduid als zoon van God.
Later vragen de priesters aan Jezus (vrede zij met hem) of hij zelf bevestigt de zoon van God te zijn. Hij zegt hen eigenlijk dat die bewering van henzelf komt:
“Gij zegt het.”
Het Evangelie van Johannes bevat het grootste aantal verwijzingen naar “zoon van God”.
Jezus sprak over de “Zoon van God” in de derde persoon: Joh 3:17; Joh 5:25; Joh 11:4.
Martha, één van zijn volgelingen, noemt Jezus (vrede zij met hem) “De Messias, de Zoon van God” (Joh 11:27).
Maar geen enkel vers bevat de exacte uitdrukking: “Jezus is de Zoon van God en als dusdanig is hij God.”
De Koran
“O lieden van de Schrift, overdrijf niet in jullie godsdienst en zeg niets over Allah dan de Waarheid. Voorwaar, de Masieh ‘Iesa, zoon van Maryam, is een Boodschapper van Allah en Zijn Woord dat Hij aan Maryam zond, en uit een Geest (Djibriel) van Hem voortkomend. Geloof dus in Allah en Zijn Boodschappers en zeg niet (dat Allah) ‘drie’ is. Houd (hiermee) op, dat is beter voor jullie. Voorwaar, Allah is de Ene God. Verheven is Hij (boven de bewering dat) Hij een zoon heeft. Hem behoort wat in de hemelen en op de aarde is. En Allah is voldoende als Getuige.”
[Edele Koran 4:171]
Merk op dat in de Bijbel vaak een verband wordt gelegd tussen de positie van Jezus, vrede zij met hem, als de Messias enerzijds en het “zoon-schap” anderzijds.
Het gebruik van de term “zoon van God” is op zichzelf onvoldoende om als een unieke uitspraak over Jezus, vrede zij met hem, te gelden. De reden hiervoor is dat de term voor meerdere mensen doorheen het Oude en Nieuwe Testament wordt gebruikt.
Zie hierboven, in Lucas 3:38
Ook in Jesaja 63:8 wordt naar het hele huis van Israël verwezen als “Kinderen van God”.
Paulus vertelt ons over degenen die door de geest worden geleid:
“…want zij die door de Geest van God worden geleid zijn zonen van God.” (Romeinen 8:14)
Het woord “Messias” lijkt meer specifiek te slaat op de positie van de persoon van wie de komst werd voorspeld en die het volk naar de overwinning in deze wereld zal leiden. De “Oxford Companion of the Bible” verklaart dat Joden reeds in de tijd voor Jezus (vrede zij met hem) hoopten op een heerser die in de Profetieën was voorspeld, en die zou heersen met eeuwigdurende rechtvaardigheid, vrede en zekerheid voor de “Zonen van Israël”.
Bijbel
“Een twijg ontspruit aan de stronk van Esaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahweh rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahweh. Hij ademt ontzag voor Jahweh (…)” (Jesaja 11:1-2)
“De tijd komt – godsspraak van Jahweh – dat Ik de belofte vervul die Ik Israël en Juda gedaan heb. In die dagen, in die tijd, schenk Ik aan David een wettelijke afstammeling die het land rechtvaardig en eerlijk bestuurt. In die dagen wordt Juda gered en is Jeruzalem veilig. En de stad zal heten ‘Jahweh, onze gerechtigheid’. Dit zegt Jahweh: Het zal David nooit ontbreken aan een opvolger die op de troon van Israël zetelt. Ook zullen er altijd levitische priesters blijven, die Mij dagelijks brandoffers opdragen, meel-offers en slachtoffers.” (Jeremia 33:14-18)
“En mijn dienaar David zal koning over hen zijn: één herder voor hen allen. Dan zullen ze mijn geboden opvolgen en mijn voorschriften stipt onderhouden. In het land van hun voorouders, dat Ik aan mijn dienaar Jakob gegeven heb, zullen ze wonen, zij, hun kinderen en hun kleinkinderen, voor altijd. En mijn dienaar David zal hun vorst zijn voor immer. Dan sluit Ik met hen een altijddurend vredesverbond. Ik maak hen weer talrijk en vestig mijn heiligdom in hun midden, voor altijd. Bij hen zal Ik wonen, Ik zal hun God zijn en zij mijn volk. En als mijn heiligdom voor altijd in hun midden staat, zullen de volkeren erkennen dat Ik Jahweh ben, degene die Israël heiligt.” (Ezechiël 37:24-28)
“Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem voeren mag. Aan hem zijn de volken gehoorzaam.” (Genesis 49:10)
“Ik zie hem, maar niet in het heden. Ik aanschouw hem, maar niet van nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël. Hij verbrijzelt de slapen van Moab, de schedel van al de zonen van Seth. Edom zal een wingewest zijn, een wingewest Seïr, zijn vijand, maar Israël zal macht ontplooien. Een die uit Jakob komt zal heersen, hij verdelgt wie ontsnapt was uit Ar.” (Numeri 24:17-19)
God, mens geworden? Hier toch niet!
Bijbel
De Profeet Nathan (de zoon van Salomon) heeft gezegd:
“Jahweh kondigt u aan dat Jahweh een huis voor u zal oprichten. Als uw dagen voltooid zijn en gij bij uw vaderen rust, zal Ik de nazaat die gij verwekt hoog verheffen en zijn koninklijke macht in stand houden. Hij zal een huis bouwen ter ere van Mijn naam en Ik zal zijn koninklijke troon voor altijd in stand houden. Ik zal hem tot vader zijn en Hij zal mijn zoon zijn.” (2 Samuel 7:13-14)
(Het boek Hebreeën in het Nieuwe Testament stopt hier)
Samuel gaat verder:
“Als hij de verkeerde weg opgaat, zal Ik hem kastijden met slagen en striemen, even goed als andere mensen. Maar nooit zal Ik hem uit mijn gunst verstoten, zoals Ik gedaan heb met Saul, die Ik verstoten heb om plaats te maken voor u.” (2 Samuel 7:14-15)
Staaft iets hierin het pleidooi voor de doctrine dat Jezus, vrede zij met hem, de “verwekte Zoon van God” is?
Bijbel Oud-Testament
David verhaalt wat God heeft verkondigd aangaande Davids relatie met God.
“Zo gewaag ik van ‘s Heren besluit. Hij sprak tot mij: ‘Gij zijt mijn zoon, Ik riep heden u in het leven’.” (Psalmen 2:7)
Merk op: “The New International Version” zegt dat het vers, ook vanuit het Grieks, kan worden vertaald als “uw Vader worden” maar net zo goed als “verwekt”.
In de Willibrord-vertaling van de Bijbel wordt over de gezalfde, over wie deze Psalm 2 gaat, gezegd: “Met ‘de gezalfde’ wordt een koning bedoeld. Ook ‘de zoon’ is te verstaan als titel van een koning. Latere tijden hebben de hele psalm betrokken op de komende wereldheerschappij van de Messias.”
Bijbel Nieuw-Testament
“… heilig genoemd worden, Zoon van God.” (Lucas 1:35)
Merk op: Dit stelt niet dat hij de zoon “is”, enkel dat hij zoon van God zal worden “genoemd”.
Of was hij “de gezalfde, gezonden om het Goede Nieuws aan de armen te verkondigen” die Jesaja had voorspeld, en de Messias die Gabriël had aangekondigd? De volgelingen van Jezus, vrede zij met hem, hijzelf en de rest van het Nieuwe Testament zien hem duidelijk niet als God.
Bijbel Nieuw-Testament
“Jezus antwoordde hen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: voor Abraham werd, ben Ik’.” (Johannes 8:58)
“Ik ben” is de term waarmee God zich tegenover Mozes, vrede zij met hem, bekend maakt.
Bijbel Nieuw-Testament
“Zozeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.” (Johannes 3:16)
Dit definieert Jezus, vrede zij met hem, nog steeds niet als God, noch als de Messias of als een Profeet.
Merk op: Dit vers is tijdens de vierde eeuw gewijzigd door Hiëronymus.
Arius (vroege Kerkgeschiedenis) was een populaire leider in Alexandrië, Egypte.
Hij stelde dat Jezus, vrede zij met hem, werd geschapen en niet verwekt. Daarom werd hij beschuldigd van ketterij en zijn volgelingen leden vreselijke vervolgingen door de Kerk.
Toen de zaak eenmaal was “beslist” en “bevestigd” door het Concilie van Nicea, in 325 n.C., probeerde Hiëronymus beide opvattingen met elkaar te verzoenen. Hij deed dat door in de originele versie van het Evangelie van Johannes in hoofdstuk 3 vers 16 het woord “monogenes” (uniek) te vervangen door “ingenious”, wat staat voor “geboren/verwekt”.
Welke andere “interpretaties” bedachten de vroege Kerkvaders nog meer om hun eigen beweringen over de goddelijke natuur van Jezus, vrede zij met hem, te onderbouwen?
Goede vraag.
Bijbel Nieuw-Testament
“Maar zo ik ze wel doe (de werken van mijn Vader), geloof dan die werken als gij Mij niet wilt geloven. Dan zult gij inzien en erkennen dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader ben.” (Johannes 10:38)
“Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf, maar het is de Vader die, blijvend in Mij, zijn werk verricht.” (Johannes 14:10)
Verderop lezen we echter in hetzelfde hoofdstuk:
“Op die dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u.” (Johannes 14:20)
Hoe leeft hij dan in zijn leerlingen en hoe leven zij in hem? Moeten we hieruit dan besluiten dat ook zij Zonen van God zijn, of God zelf?
Alweer een goede vraag.
“Maar in een mens die Gods woord bewaart, heeft Zijn liefde werkelijk haar volmaaktheid bereikt. Dan weten we zeker dat we ‘in Hem’ zijn. Wie aanspraak maakt op verbondenheid met God, moet leven juist zoals Christus geleefd heeft.” (1 Johannes 2:5-6)
(Dit is een epistel (brief) die door een andere Johannes werd geschreven, niet door Johannes de Evangelist, noch de Doper.)
Merk op: Dit wijst erop dat “leven in God” betekent dat de persoon gehoorzaamt aan de geboden van God en leeft volgens de Weg van Jezus, vrede zij met hem.
In het Nieuwe Testament draagt Jezus, vrede zij met hem, zijn leerlingen twee keer op te bidden.
Dat doet hij door te zeggen: “Als gij bidt, zeg dan…” En de woorden zijn heel duidelijk: Gods Wil geschiede op aarde als in de Hemel.
Bijbel
“Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad.” (Johannes 17:22-23)
Het woord dat in hoofdstukken 10 en 17 wordt gebruikt voor “eenheid” en voor “één” was hetzelfde: “heis”, wat betekent “nummer één”. Er is een ander woord, “hen” dat “eenheid in essentie” betekent. Dat woord “hen” is echter nergens in deze hoofdstukken te vinden.
Merk op: We kunnen besluiten dat dit een gebed is van Jezus, vrede zij met hem, gericht tot God, met de bede dat al zijn volgelingen dezelfde band zouden hebben die hij (Jezus) met Hem had.
Om het woord “één” correct te interpreteren, moeten we begrijpen op welke manier het wordt gebruikt. Zo worden man en vrouw bijvoorbeeld “één” wanneer ze trouwen. Er bestaat ook de uitdrukking “we zijn één in onze overtuiging”.
Jezus, vrede zij met hem, zou hebben gezegd: “Als gij mij hebt gezien, hebt ge de Vader gezien.” In datzelfde deel van de Bijbel vinden we het vers waarin Jezus (vrede zij met hem) aan zijn leerlingen zegt dat, als ze een klein kind aanvaarden, ze ook Jezus (vrede zij met hem) aanvaarden. Uiteraard wilde hij daarmee niet zeggen dat het kind God is, of dat hijzelf een kind was.
Reeds jong leren christenen dat ze door hun goede daden en diensten aan anderen het mogelijk maken dat die anderen Jezus in hen zien.
Waarom houden we zo strikt vast aan doctrines, zelfs nadat we hebben ingezien dat ze niet juist zijn en een valse leer vertegenwoordigen?
Alweer een goede vraag.
De Bijbel onderricht duidelijk dat Jezus, vrede zij met hem, een mens is zonder vader, geboren uit een vrouw, gesterkt door een Geest van God (Gabriël), gezonden om de Kinderen van Israël de ware betekenis van hun geloof te leren en hen de juiste daden (in navolging van Gods geboden) bij te brengen die God van hen zal aanvaarden. Dat is hun “Weg naar Verlossing”.
Nog maar eens:
Bijbel
“In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God.” (Johannes 1:1)
Jezus zelf, vrede zij met hem, was het “Woord van God”.
Koran
“O Lieden van de Schrift, overdrijf niet in jullie godsdienst en zeg niets over Allah dan de Waarheid. Voorwaar, de Masieh ‘Iesa, zoon van Maryam, is een Boodschapper van Allah en Zijn Woord dat Hij aan Maryam zond en uit een Geest (Djibriel) van Hem voortkomend. Geloof dus in Allah en Zijn Boodschappers en zeg niet (dat Allah) ‘drie’ is. Houd (hiermee) op (…)”
[Edele Koran 4:171]
We vinden het moeilijk toe te geven dat zoveel verschillende mensen ons gedurende zovele jaren konden misleiden. Sommigen van hen zijn ons zeer nabij en dierbaar. De waarheid is: “Iemand heeft ons belogen” – en wel met opzet.
We zijn ook bang te denken aan de gevolgen van het verlies van ons geloof in de leer van de Kerk, uit angst dat we meteen ook ons geloof in God zouden verliezen.
Er is echter wonderbaarlijke Hoop, Genade, Barmhartigheid en Redding voor hen die tot het juiste geloof komen en gehoorzamen aan de geboden.
Wijsheid of Woord?
“Oxford Companion to the Bible”
In het Joods van de tijd waarin Jezus, vrede zij met hem, leefde waren de woorden “wijsheid” en “woord” elkaars synoniemen.
Bijbel Oude Testament
“Jahweh schiep mij aan het begin van zijn wegen, nog vóór zijn werken, van oudsher. Van eeuwigheid ben ik gevormd, vanaf het begin, voordat de aarde ontstond. Toen er nog geen oceaan was, was ik al ontvangen, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water. Voordat de bergen werden neergezet, eerder dan de heuvelen, was ik ontvangen. Hij had de aarde nog niet gemaakt en de velden, zelfs niet de elementen van de wereld. Toen Hij de hemel op zijn plaats zette, was ik erbij, toen Hij over de oceaan een boog trok, toen Hij daarboven het machtige wolken-gewelf zette, toen Hij de geweldige bronnen van de oceaan maakte, toen Hij de zee haar grens gaf zodat het water zijn gebod niet overtrad, toen Hij de grondvesten der aarde bouwde. Ik was bij Hem als uitvoerster (…)” (Spreuken 8:22-30)
“Door Wijsheid heeft Jahweh de aarde gegrondvest, de hemel heeft Hij bevestigd door inzicht; door Zijn kennis braken de waterkolken los en druppelt de dauw uit de wolken.” (Spreuken 3:19-20)
Apocriefen (Verborgen boeken van de Bijbel)
Wijsheid I Wijsheid II
Sirach (ook wel “Ecclesiasticus” genaamd) werd geschreven door Jezus ben Sira, een gelovige Jood uit Jeruzalem, 200 jaar voor Christus.
Deze teksten maakten tot de tijd van de Calvinisten en de Protestantse Reformatie deel uit van de Bijbel.
De schriftrollen die werden gevonden in Wedi Qumran en Masada bevestigen dat ze altijd al deel uitmaakten van de antieke versie van de Bijbel, maar daar wilden de Protestanten duidelijk niets mee te maken hebben.
Het Boek Wijsheid stelt:
“De wijsheid gaat zichzelf prijzen en zich te midden van haar volk beroemen. In de gemeente van de Allerhoogste zal zij haar mond openen en zich beroemen ten overstaan van zijn legermacht. ‘Uit de mond van de Allerhoogste ben ik voortgekomen en als een nevel heb ik de aarde bedekt. Ik sloeg mijn tent op in den hoge en mijn troon stond op een wolkenzuil. Ik heb het hemelrond alleen doorlopen en in de diepte van de afgrond ben ik rondgegaan. Op de golven van de zee en overal op aarde, en bij alle volken en stammen kreeg ik macht. Toen gaf de Schepper van alles mij Zijn opdracht en wees Hij die mij geschapen heeft de plaats aan voor mijn tent. Hij sprak: Sla uw tent op in Jakob en vind in Israël uw erfdeel! Vóór de wereld, al in het begin, heeft Hij mij geschapen en zolang de wereld duurt verdwijn ik niet. In de heilige tent deed ik dienst voor Zijn aangezicht en zo kreeg ik vaste voet op de Sion. In de geliefde stad gaf Hij mij eveneens een rustplaats en in Jeruzalem werd mijn heerschappij gevestigd. Te midden van een glorierijk volk heb ik wortel geschoten en het domein van de Heer werd mijn erfelijk bezit’.” (Jezus Sirach 24:1-12)
“Want zij is de ademtocht van Gods kracht en de pure weerkaatsing van de heerlijkheid van de Almachtige: daarom wordt zij niet aangetast door iets dat bezoedeld is. Zij is de afglans van het eeuwige licht, de onbeslagen spiegel van Gods werkzaamheid en het beeld van zijn goedheid. Hoewel zij één is, vermag zij alles. Hoewel zij in zichzelf blijft, vernieuwt zij alles. Van geslacht tot geslacht treedt zij binnen in heilige zielen en maakt hen tot vrienden van God en tot profeten.” (Wijsheid 7:25-27)
Betekenen de beginverzen van het Johannesevangelie dat Johannes geloofde dat de Geest die door God aan Jezus, vrede zij met hem, werd gezonden de Geest van Wijsheid was, de Geest van het Profeetschap, gezonden aan alle profeten, met dezelfde geboden en wijsheid?
Kon de Geest van Wijsheid reeds van bij de Schepping bij God zijn? Of was de Geest misschien “het Woord van God”, door God uitgesproken of uitgeblazen bij het Begin, dat bij God bleef tijdens de rest van de Schepping?
Bijbelse apocriefen
“…want de wijsheid, de maakster van alles, heeft mij onderricht.” (Wijsheid 7:22)
Kan de Geest van Wijsheid de Heilige Geest zijn die tot Maria over de komst van haar baby sprak ? En dezelfde Heilige Geest die op hem neerdaalde bij zijn doopsel?
Bijbel
“Verder getuigde Johannes: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen en Hij bleef op Hem rusten. Ook ik kende Hem niet, maar Die mij gezonden had om met water te dopen, Hij had tot mij gesproken: Op wie gij de Geest zult zien neerdalen en blijven rusten, Hij is het die doopt met de heilige Geest’.” (Johannes 1:32-33)
Dit alles bevestigt zonder enige twijfel dat de schrijvers van het Oude en het Nieuwe Testament wel degelijk uitkeken naar een “Messias” of “uitverkoren leider naar de weg naar verlossing, in dit leven en het volgende.”
Het Hebreeuwse woord voor “uitverkorene” of “gezalfde” of “aangestelde” is “Messias”.
Het woord in Koinisch Grieks voor “Messias” is “Christos” (werd “Christus”).
Het Arabische woord hiervoor is “Massîh”.
Heeft Jezus, vrede zij met hem, de mensen gevraagd tot hèm te bidden, of mèt hem te bidden tot de God die hem heeft gezonden?
Heeft Jezus, vrede zij met hem, beweerd God te zijn?
Kan het woord “Zoon van God” werkelijk de betekenis verwoorden die de schrijvers van de Bijbel bedoelden?
Laten we eens een vergelijking maken, met medeleven en wijsheid in onze harten. Welke van de twee concepten klopt best, in de Islam of in het Christendom, als het om Jezus, vrede zij met hem, gaat?
Laten we vergelijken en zien waartoe onze wijsheid en gezond verstand ons leiden:
Volgens de leer van de Islam, in de Koran en de woorden van de laatste profeet Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem), was de komst van Jezus, zoon van Maria, voorspeld. Hij kwam ter wereld als een baby met een moeder, maar zonder vader. Hij verrichtte verbazingwekkende wonderen met de toestemming van Allah, waaronder het tot leven wekken van een overleden man. Zijn gedrag en zijn gehoorzaamheid aan Gods geboden waren een voorbeeld voor zijn volgelingen. Volgens de Bijbel bad hij op een persoonlijke manier en vroeg hij aan de Almachtige God hem te redden van de dood aan het kruis.
De Bijbel laat uitschijnen dat Jezus’ gebeden in Gethsemane onbeantwoord bleven, al bracht hij de hele nacht wenend door, God smekend “Laat deze beker aan mij voorbijgaan, maar Uw wil geschiede.”
Volgens de Koran echter heeft God zijn gebeden wel degelijk verhoord. Hij werd niet gekruisigd, maar iemand anders werd aan hem gelijkend gemaakt en gekruisigd. En de Almachtige God redde Jezus, vrede zij met hem, en beschermde hem. Nu is hij bij God en hij zal aan het Einde der Tijden terugkomen om de ware gelovigen naar de overwinning over het kwade te leiden.
Sommigen hebben zelfs verondersteld dat degene aan het kruis wel eens Judas Thomas Iscariot kon zijn, degene die Jezus en zijn volgelingen had verraden voor dertig zilverstukken.
Door Yusuf Estes