Over de Koran heeft Goethe het volgende gezegd (“Dictionary of Islam” van T.P. Hughes – pag. 526):
Hij bekoort algauw, hij verbaast en uiteindelijk vergroot hij alleen maar onze eerbied… Zijn stijl, die volledig aansluit bij zijn inhoud en opzet, is strak, verheven en altijd waarlijk subliem… Daarom zal dit boek in elk tijdperk een uiterst krachtige invloed blijven uitoefenen.
G. Maragliouth schrijft in zijn inleiding tot “The Koran” van J.M. Rodwell – New York, Everyman’s Library, 1977 – pag. VI:
We moeten toegeven dat de Koran (Quran) een belangrijke plaats bekleedt tussen de grote religieuze boeken van de wereld. Hij is in deze soort literatuur wel het jongste van de werken die de toekomst na hen hebben bepaald. Toch moet hij, wat betreft de prachtige invloed die hij had op enorme mensenmassa’s, nauwelijks onderdoen voor de andere. Hij heeft vormgegeven aan een nieuwe fase in het menselijke denken en aan een kersvers karaktertype. Eerst heeft hij een aantal heterogene volksstammen in de woestijn van het Arabische Schiereiland omgevormd tot een natie van helden. Vervolgens was hij de aanleiding voor het ontstaan van grote politiek-religieuze moslimorganisaties, over de hele wereld. Zij behoren tot de belangrijkste machten waarmee Europa en het Oosten vandaag de dag rekening moeten houden.
Dr Steinglass wordt geciteerd in “Dictionary of Islam” van T. P. Hughes – pag. 256-257:
Een werk dat dus zulke krachtige en schijnbaar onverenigbare emoties oproept in zijn ver verwijderde lezer (verwijderd qua tijd, en zelfs nog meer in zijn mentale ontwikkeling). Een werk dat niet alleen de afkeer overwint die hij aanvankelijk kan opwekken, maar dat dit gevoel van tegenstand omzet in verbazing en bewondering. Een dergelijk werk moet wel een wonderbaarlijk product zijn… en een probleem van het grootste belang voor elke bedachtzame waarnemer van de lotgevallen van de mensheid.
Dr. Maurice Bucaille – auteur van “The Bible, the Quran and Science” – 1978, pag.125:
Het is onmogelijk dat Muhammad (vrede en zegeningen zijn met hem) de auteur van de Koran was. Hoe kon hij als analfabeet de belangrijkste auteur worden van de hele Arabische literatuur op het vlak van literaire verdienste?
Hoe kon hij dan ook nog eens wetenschappelijke waarheden formuleren die in die tijd onmogelijk konden zijn ontwikkeld, ook niet door anderen? En dan nog zonder de geringste fout in zijn verklaringen over het onderwerp?
Dr. Steinglass, geciteerd in de “Dictionary of Islam” van T.P. Hughes – pag. 528:
Daarom moeten zijn verdiensten als literaire productie misschien niet worden gemeten aan de hand van enkele vooropgestelde regels van subjectieve en esthetische smaak, maar aan de hand van het effect dat ze hadden op de tijdgenoten van Muhammad en op zijn landgenoten.
Als hij (de Koran) de harten van zijn toehoorders zo krachtig en overtuigend aansprak dat hij tot dan toe centrifugale en antagonistische elementen kon omsmeden tot één enkel compact en goed georganiseerd lichaam, bezield door ideeën die veel verder reikten dan de opvattingen die tot dan de Arabische overtuigingen hadden overheerst, dan was zijn welsprekendheid perfect. Simpelweg omdat ze een beschaafde natie heeft gecreëerd uit wilde volksstammen, en omdat ze een nieuwe wending heeft gegeven aan de aloude loop van de geschiedenis.
Arthur J. Arberry – “The Koran Interpreted” – London: Oxford University Press. 1964 – pag. X:
In deze poging van mij om de prestaties van mijn voorgangers te verbeteren en om iets te produceren wat algemeen aanvaard kan worden als een – zij het zwakke – echo van de sublieme retoriek van de Arabische Koran, heb ik me tot het uiterste ingespannen in mijn studie van de complexe en rijk gevarieerde rijmen die – los van de boodschap zelf – aan de Koran de onbetwistbare positie verlenen als een der grootste literaire meesterwerken van de mensheid.
Het is net deze typerende eigenschap – ‘die onnavolgbare symfonie’, zoals de gelovige Pickthall zijn Heilige Boek beschreef, ‘waarvan de klanken alleen al mensen tot tranen en extase toe hebben bewogen’ – net die eigenschap werd door vele vroegere vertalers genegeerd. Daarom wekt het ook geen verbazing dat hetgeen wat zij ervan gemaakt hebben duf en eentonig klinkt in vergelijking tot het sublieme en schitterende origineel….
Dr. Maurice Bucaille in zijn boek: “The Bible, The Quran and Science” 1981 – pag. 18
Een volledig objectief onderzoek (van de Koran) in het kader van de moderne wetenschap dwingt ons ertoe om de gelijkenissen tussen beiden te erkennen, zoals al herhaaldelijk is aangegeven. Het doet ons inzien hoe ondenkbaar het is dat een man uit het tijdperk van Muhammad zulke beweringen te boek kon hebben gesteld, gezien de algemene kennis in die tijd.
Het zijn onder andere dergelijke overwegingen die de Openbaring van de Koran zijn unieke plaats toewijzen. Dit dwingt tevens de onpartijdige wetenschapper ertoe zijn onmacht toe te geven om een verklaring te geven die enkel op een materialistische redenering steunt.